De vraag hoe de kostenstijging in de zorg beperkt kan worden, leidt tot steeds gedetailleerdere voorstellen om werkwijzen te uniformeren en te protocolleren. Maar er is af en toe ook sprake van een tegengeluid. Vorige week donderdag vond de jaarbijeenkomst van de Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ) plaats. Op deze bijeenkomst waarschuwde Martin van Rijn, bestuursvoorzitter van de Reinier Haga Groep, tegen het steeds gedetailleerder sturen op kostprijzen in ziekenhuizen. Hij had daarbij met name het zogenoemde time driven activity based costing van Robert Kaplan en Steven Anderson voor ogen. Een methode die ook in steeds meer Nederlandse ziekenhuizen overwogen schijnt te worden. In het kort komt dit model neer op het volgende.
Voor iedere handeling wordt bepaald welke actoren een bijdrage leveren en wat hun loonkosten zijn. Vervolgens wordt de capaciteit van deze mensen vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met niet productieve uren als pauzes en overdracht. Dan wordt berekend wat één tijdseenheid kost en hoeveel tijdseenheden er nodig zijn om de activiteit uit te voeren. Als de totaal benodigde tijd vermenigvuldigd wordt met de kostprijs per tijdseenheid resulteert de kostprijs van de betreffende activiteit.
Van Rijn vindt het niet verstandig om kosten per minuut toe te rekenen. Het leidt niet alleen tot administratieve lastenverzwaring (zorgverleners moeten bijhouden hoeveel tijd zij aan bepaalde handelingen kwijt zijn), maar doet ook geen recht aan de financiële praktijk in ziekenhuizen.
Opmerkelijk is dat zijn waarschuwing tegen het minutieus bijhouden van de tijd die aan handelingen wordt besteed, ondersteund wordt door onderzoek naar een heel ander aspect in de zorg: de gezondheid van medewerkers in de zorg. In Skipr van 22 juni schrijft Roland Kip, algemeen directeur van Stichting IZZ, over het personeelstekort in de zorg. IZZ is een door werkgevers en werknemers opgerichte organisatie die tot doel heeft de gezondheid en inzetbaarheid van medewerkers in de zorg te verbeteren. Kip benadrukt het belang van het actieprogramma ‘Werken in de zorg’ waarmee geprobeerd wordt de 130.000 openstaande vacatures te vervullen. Maar hij verbaast zich over het feit dat de focus vooral ligt op het werven van nieuwkomers, inclusief zij-instromers, en het inzetten van nieuwe technologie. Naar zijn oordeel zou er aanzienlijke winst behaald kunnen worden als er meer zorg zou zijn voor de huidige medewerkers, hun inzetbaarheid en de waarde om in een goed organisatieklimaat te werken.
Uit analyses van IZZ blijkt dat het zorggebruik van medewerkers in de zorg, zowel voor fysieke als psychische klachten, hoger is dan in andere sectoren in Nederland. Opvallend daarbij zijn de grote verschillen tussen organisaties, ook in dezelfde branche. Het gebruik van fysiotherapie varieert van 13% tot 76%, het ziekteverzuim van 2% tot 12%.
IZZ heeft samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek gedaan naar deze verschillen en de sleutel blijkt te liggen in een beter organisatieklimaat. Uit een pilot onder 10 zorgaanbieders blijkt dat als medewerkers, leidinggevenden en bestuur gezamenlijk werken aan een gezonder werkklimaat, de tevredenheid van de medewerkers stijgt en het ziekteverzuim daalt. In het licht van de waarschuwing van Van Rijn is de ervaring in één pilot met name interessant. In de Zuid-Hollandse gehandicapteninstelling Ipse de Bruggen sprak een team af minder ‘op de klok’ te werken. De focus verschoof van de vraag hoe snel het werk af was naar de kwaliteit van het werk. Het ziekteverzuim in het team daalde van 12.5% naar 3%.
Veel beleidsanalyses en –aanbevelingen om te komen tot kostenbesparingen in de zorg worden gedaan door bestuurskundigen en (gezondheids)economen. Maar de oplossingen die door de zorgverleners zelf worden aangedragen zouden wel eens (veel) meer hout kunnen snijden.