Camiel Hamans en Jan Marinus Wiersma schrijven voor de WBS een maandelijks blog over de Europese Unie en buitenlandse politiek. De auteurs duiden actuele politieke ontwikkeling aan de hand van de historische context en gaan tevens op zoek naar de raakvlakken met de sociaal-democratie. Zij putten daarbij uit hun politieke ervaring in onder andere Midden- en Oost-Europa en bij de Europese Unie.
Door: Jan Marinus Wiersma en Camiel Hamans
Zijn research fellow bij de WBS, Jan Marinus Wiersma is Senior Associate Fellow bij Clingendael; Camiel Hamans is oud-directeur van de Anne Vondeling Stichting.
COP26 in Glasgow hebben we net achter de rug. Deze mega VN-bijeenkomst had als doel de uitvoering van het Parijse Klimaatakkoord van 2015 tegen het licht te houden en aanvullende afspraken te maken om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Wekenlang steggelden diplomaten over de slottekst op zoek naar een aanvaardbaar compromis tussen de arme en rijke landen over wie wat moet doen om de klimaatdoelstellingen voor 2050 te halen. Het ging vooral over de uitstoot van CO2, dat het grootste probleem blijkt. Het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen heeft daarom grote prioriteit. Europa laat zich er graag op voorstaan leidend te zijn op dit terrein. Veel EU-landen sloten zich ook aan bij het recente initiatief om niet langer subsidies te verlenen aan olie en gas producerende bedrijven.
Polen
Kolen was een hot item in Glasgow. Steenkolen worden allang niet meer gebruikt om stoommachines te laten werken of huizen te verwarmen. De tijd dat wij gedurende de winter met de kolenkit sjouwden, ligt ver achter ons. Wereldwijd zijn kolen wel een belangrijke energiebron voor elektriciteitscentrales. Sluiting van deze – veel CO2-uitstotende – installaties staat hoog op de agenda van Brussel. Dat gaat evenwel niet zonder slag of stoot. Met name Polen ligt dwars. Daar wordt de meeste elektriciteit geproduceerd met lokaal gewonnen kolen. Terwijl de meeste landen op 2030 mikken heeft Polen 2050 geprikt als uiterste datum voor sluiting van centrales en mijnen. De regering vreest het verzet van mijnwerkers die werkloos dreigen te raken. Warschau negeert bovendien de opdracht van het Europese Hof om de grote bruinkoolmijn van Turów te sluiten. Buurland Tsjechië heeft daarom gevraagd vanwege de grote grensoverschrijdende lucht- en grondwatervervuiling. Mijnwerkers vormen hechte gemeenschappen die een taaie strijd weten te voeren. In Roemenië zullen ze blij zijn dat de kolensector daar niet veel meer voorstelt. In dit land schrokken in 1990 en 1991 mijnwerkers er niet voor terug in Boekarest de boel op stelten te zetten – de eerste keer om de omstreden president Lon Lliescu te steunen, een jaar later om zijn aftreden te eisen.
In Glasgow kwamen ze in de slotverklaring – ondanks grote druk van de EU-landen – niet verder dan te spreken over een phase down van kolen en niet van een phase out. EU-klimaattsaar Frans Timmermans – zo wordt hij veelal aangeduid – had ongetwijfeld liever de verdergaande variant in de slottekst gezien maar kan, naar we mogen aannemen, met het compromis leven.
Limburg
Ons bekroop een licht gevoel van ironie toen we Timmermans hoorden praten over het sluiten van kolencentrales en het onvermijdelijke gevolg ervan: het sluiten van de mijnen. Van dat laatste weet hij als Limburger uit de mijnstreek, en kleinzoon van een mijnwerker, alles af, evenals van de gevolgen van dergelijke beslissingen voor de mijnwerkers en hun families. In zijn provincie galmt het nog steeds na, ook al zette ons land deze stap in de zestiger jaren van de vorige eeuw en werd er onder leiding van ons aller Joop den Uyl fors geïnvesteerd in vervangende werkgelegenheid.
Voor onze energievoorziening zijn we allang niet meer afhankelijk van ‘Limburge’ kolen. De Nederlandse kolencentrales stoken sinds jaar en dag goedkopere buitenlandse kolen en worden nu versneld uitgefaseerd om de CO2-doelstellingen van ons land te kunnen halen. Blijft over – for the time being – de kolenoverslag van Rotterdam. In België kunnen ze er ook over meepraten. Ooit kenden Wallonië en Belgisch Limburg een bloeiende mijnindustrie. In 1984 sloot de laatste mijn. Wat rest zijn de als UNESCO-erfgoed geconserveerde mijnen in het Waalse Steenkolenbekken. En de troosteloosheid van voormalige industriesteden als Charleroi met hun hoge werkeloosheid.
EGKS
Terwijl we nu alles op alles zetten om van de kolen af te komen, was dat voor en vlak na de Tweede Wereld oorlog wel anders. Kolen (en staal) werden gezien als onmisbare pilaren van de (zware) industrie - strategische sectoren dus. Ze waren de inzet geweest van territoriale conflicten tussen Frankrijk en Duitsland over grondstoffenrijke gebieden als Rijnland, Saarland en Elzas-Lotharingen. Door deze sectoren onder supranationaal toezicht te brengen hoopte men na 1945 een herhaling van de oorlogen tussen Duitsland en Frankrijk te voorkomen. Op initiatief van de Jean Monnet en Robert Schuman werd in 1951 de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS) opgericht. De EGKS bepaalde voortaan de productiecapaciteit en de prijzen in wat een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal werd. De uitvoering van het verdrag werd in handen gelegd van een onafhankelijke Hoge Autoriteit, waarvan Monnet de eerste voorzitter werd. De Nederlander Dirk Spierenburg, voorheen hoge ambtenaar en Nederlands onderhandelaar, maakte deel uit van dit orgaan dat later zou worden omgevormd tot de Europese Commissie. Hij mocht in de beginjaren zendingswerk voor de EGKS doen in ons land. In 1954 legde hij voor een NVV-gehoor (Nederlands Verbond van Vakverenigingen) uit dat vrije concurrentie in de kolensector ten koste zou kunnen gaan van marginale mijnen die qua prijs ook nog moesten opboksen tegen kolen van elders en het groeiend gebruik van stookolie. Sluiting van dergelijke mijnen was evenwel niet de verantwoordelijkheid van de EGKS. Zijn organisatie had beperkte middelen beschikbaar voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van de werkers en voor compensatie bij sluitingen. Kortom, met de sociale gevolgen werd rekening gehouden. In zijn lange toespraak kwam het woord milieuschade niet voor.
Het kan verkeren
Kolen zijn in 2021 - 70 jaar nadat de EGKS werd opgericht - een zorgenkind geworden en niet langer de strategische sector die aan basis van Europese eenwording stond. Hetzelfde geldt voor staal, ook zo’n vervuiler. Ontkolen is niet omstreden, ontmantelen van de tweede pijler van de EGKS is problematischer. Niet alleen vanwege de nadelige werkgelegenheid effecten, maar vooral omdat Europa niet compleet afhankelijk wil worden van derden voor de productie van staal. Wat op termijn aan kolen rest, wordt door de hoogovens gebruikt voor hun staalproductie.
Sluiting van kolencentrales en mijnen gaat over de gehele EU honderdduizenden banen kosten, heeft men berekend. Maar in de sector van alternatieve energiebronnen komen er miljoenen bij in Europa. Dat moeten we dan maar zien als creatieve vernietiging. En de EU heeft er vele miljarden voor over om landen als Polen bij hun energietransitie te helpen.
Vredesproject
Overigens verdween de EGKS in de loop der jaren uit het zicht. In 1967 fuseerden EGKS, Euratom en de Economische Gemeenschap. Dat werd de EEG. In 2002 liep de termijn van de EGKS af en werd niet verlengd. Deze stille dood haalde nauwelijks de kranten. Als voorloper van de interne markt had de EGKS goed werk verricht. Het kon als ‘vredesproject’ als geslaagd worden beschouwd in het jaar dat de EU besloot in principe 12 nieuwe lidstaten op te nemen. Laten we hopen dat in onze tijd de Green Deal eenzelfde heilzame uitwerking zal hebben.
De titel van dit blog is Vrij naar Europe Beyond Coal, een website van verzamelde milieuorganisaties, die eisen dat in 2030 Europa kolenvrij is.