Zoals Herman Tjeenk Willink al betoogt in het voorgaande artikel, is er werk aan de rechtstatelijke winkel. Waar Tjeenk Willink de blik vooral richt op het functioneren van de overheid, doet Erik Jurgens een oproep om het belang van de verdediging van de rechtsstaat opnieuw te formuleren. Barbara Oomen reageert. Ook in de komende nummers zal het thema terugkomen. twee interventies in een nieuw debat.
Wat er ook aan vernieuwingen zijn in de politiek, zonder onze democratische rechtsstaat, zal niks lukken. Want dan zijn we een ‘failed state’ geworden. Zo langzamerhand wordt ongeveer alles onder ‘rechtsstaat’ geschoven, we moeten dus even verhelderen. Sinds begin negentiende eeuw verstaan we hieronder een staat waarin burgers en overheid zijn gebonden aan de wet. En dat beide een beroep hebben op een onafhankelijke rechter als de wet wordt geschonden. Alle wetten, ook onrechtvaardige? Nee, de liberale democratie, die in 1848 overwon, eist dat die wet de Grondwet respecteert en de instemming heeft van de burgers. Met algemeen kiesrecht (1918) was dat helemaal verzekerd. Dat alle wetten in overeenstemming moeten zijn met de mensenrechten was al vanaf 1815 het geval. Dit werd in 1950 nog eens vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat is de absolute kern van ons staatsbestel: democratie, rechtsstaat en waarborging mensenrechten. Elke politieke meerderheid moet die kern ontzien.
In 2007 schreef een werkgroep, waartoe ik behoorde, onder voorzitterschap van Hugo Fernandes Mendes, voor de WBS een rapport: De bedreigde rechtsstaat , sociaal-democratie, terrorismebestrijding en burgerschap. Toen waren we vooral bang dat we, in onze pogingen terrorisme te bestrijden en om inburgering te bevorderen, wezenlijke rechten van burgers en ingezetenen zouden aantasten. Dat rapport eindigde in een reeks aanbevelingen. Ik heb niet de indruk dat er in de partij veel met dat rapport is gedaan.
Bijvoorbeeld de oproep aan de beide fracties om een strengere ‘rechtsstatelijk toetsing’ te plegen bij nieuwe wetgeving, en daarvoor onder meer een ‘handleiding rechtsstaat’ op te stellen is volgens mij niet uitgevoerd. Intussen was het de Raad van Europa die in 2016 een indrukwekkende ‘Rule of Law Checklist’1 heeft opgesteld, met medewerking van de Nederlandse oud-hoogleraar en oud-lid van de Raad van State Pieter van Dijk.
Ik heb niet de indruk dat dit document sindsdien de burelen siert van de leden van de beide Kamers, of van de departementale wetgevers.
Nu is er iets bijgekomen. We krijgen steeds meer te maken met harde uitspraken die de instellingen van de democratische rechtsstaat zelf aanvallen of ondermijnen. Dat is niet gebeurd sinds de jaren dertig. In 1936 richtte een aantal intellectuelen (schrijvers, hoogleraren) daartegen een Comitė Waakzaamheid op dat aan de bel trok om te waarschuwen.
In het rapport van 2007 wezen we er op dat de oude sociaal-democratie moeite had met de rechtsstaat, omdat de wet de belangen van de bourgeoisie zou behartigen (‘de wet is logen’) en rechters ‘klassenjustitie’ pleegden. De PvdA, gelouterd door de ervaring van de jaren dertig en van de bezetting, onderschreef en onderschrijft volmondig de waarden van de rechtsstaat.
Is er op dit moment aanleiding om te denken dat het draagvlak voor de rechtsstaat afkalft? De symptomen zijn er:
- directe aanvallen op de vrijheid van levensovertuiging;
- in twijfel trekken van de gelijkheid van allen in dit land voor de wet;
- stelselmatige ondermijning van het gezag van de rechter;
- aanvechten van de legitimiteit van het politieke proces, met name die van de parlementaire democratie;
- miskenning van de redelijke grenzen van de uitingsvrijheid;
- een individualisme die de cohesie in de samenleving ondergraaft;
- afwijzing van de Europese integratie, vooral daar waar de Raad van Europa of de Europese Unie minimum normen stellen aan een beschaafde samenleving.
Het lijkt er op dat sommigen niet meer onderkennen dat de waarden van de democratische rechtsstaat voor een ieder wezenlijk zijn. En dat aanvallen daarop gevolgen kunnen hebben voor onze politieke beschaving, zoals in de jaren dertig is gebleken (en elders in de wereld nog steeds blijkt). De PvdA moet zich daarom op dit punt sterk maken, en zich ook duidelijk uitspreken. Niet dat ik enige twijfel heb aan de gezindheid van fracties en partijleiding op dit punt, maar het zou kunnen zijn dat onze kiezers dat onvoldoende in de gaten hebben. Het WBS-rapport ‘Van waarde’ was al een aanzet. Nu moet dit rapport, en ook het rechtsstaat rapport van 2007, volgens mij worden aangevuld met een nieuw rapport over de rechtsstaat. Deze nieuwe tekst zou het wezenlijk belang van handhaving van onze democratische rechtsstaat centraal moeten stellen. Daarbij zijn voorbeelden genoeg te geven van terreinen waarop afkalving van die rechtsstaat aan de orde is. Dit om de kiezers duidelijk te maken wat ze mogelijk gaan verliezen. En wat dus verdedigd moet worden.
- 1European Commission for Democracy through Law (Venice Commission), 18 March 2016, CDLAD (2016)007, www.venice.coe.int