Philip van Praag liet in het vorige nummer van S&D zien dat in Nederland een nieuwe vorm van verzuiling aan het ontstaan is tussen praktisch en theoretisch geschoolden, waarbij praktisch geschoolden steeds minder vaak ‘links’ stemmen. Politieke partijen die deze nieuwe verzuiling willen doorbreken moeten er beter op letten dat ook praktisch geschoolden zich door hen vertegenwoordigd weten in de politieke arena.

Door: Kjell Noordzij, Willem de Koster & Jeroen van der Waal
Kjell Noordzij is als promovendus cultuursociologie en politieke sociologie verbonden aan de afdeling bestuurskunde en sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn als respectievelijk hoogleraar algemene sociologie, in het bijzonder cultuursociologie, en hoogleraar stratificatiesociologie verbonden aan dezelfde afdeling.

Voor een onderzoek naar politiek wantrouwen onder praktisch geschoolden spraken we in 2019 intensief over de politiek in het algemeen en politici in het bijzonder met 26 burgers die als praktisch geschoolden kunnen worden aangeduid. Veel van de deelnemers aan ons onderzoek waren ten tijde van het gesprek werkloos of hadden een praktisch beroep en geen van hen had een hbo- of wo-opleiding.[1] Tijdens de open gesprekken, die veelal in kleine groepen en op verschillende locaties in het land plaatsvonden, stond de inbreng van deelnemers zelf centraal. Hierdoor spraken zij niet alleen over hun wantrouwen in de politiek en politici, maar ook over specifieke politieke partijen en politici, waaronder de PvdA. Hoewel de PvdA niet het centrale gespreksthema was, kwam de partij wel herhaaldelijk spontaan ter sprake.

De geïnterviewden kunnen worden gerekend tot de traditionele achterban van de PvdA. Hun opmerkingen over de partij, en vooral waarom zij deze de rug hebben toegekeerd, zijn in dat opzicht zeer relevant voor de partij. Omdat het onderzoek in 2019 plaatsvond gaan de opmerkingen niet in op de actuele politiek – en gaan ze ook niet altijd over de huidige politieke hoofdpersonen – maar dat doet niet af aan de lessen die hieruit getrokken kunnen worden. Drie soorten denkbeelden over de PvdA komen uit de gesprekken naar voren, waarvan de eerste twee ook al in eerder commentaar op de electorale crisis van de partij worden genoemd.

Als eerste vinden sommigen dat de PvdA beleid voorstaat waar zij zich niet in kunnen vinden, in het bijzonder waar het gaat om economische thema’s zoals herverdeling of pensioenen. Dit komt niet doordat de meesten rechts georiënteerd zijn. Integendeel, juist op economisch terrein zijn veel van de deelnemers aan ons onderzoek links georiënteerd. Zij schrijven veel van wat zij op economisch gebied om zich heen zien gebeuren – terecht of onterecht – toe aan een falende PvdA die niet voor hun standpunten pleit of verkeerde keuzes heeft gemaakt. Dit stelt hen teleur, omdat de PvdA zich volgens hen juist hard moet maken voor deze thema’s.

Zo zegt Elisabeth, 62 jaar, dat Lodewijk Asscher ‘staat voor […] wat de PvdA niet moet zijn: […] de afbraak van sociale werkplaatsen, en noem maar op’.[2] In een ander gesprek vertelt Cornelis, een 53-jarige expeditiemedewerker, dat hij van huis uit altijd had meegekregen om op de PvdA te stemmen door ‘wat ze regelde voor het volk: […] pensioenen, uitkeringen, als je werkloos was […]’. Robert, 60 jaar, is het met hem eens dat die tijd voorbij is: ‘Dan praat je over de tijd van Joop den Uyl.’

Een tweede visie op de PvdA onder onze deelnemers aan het onderzoek is dat de partij ongeloofwaardig is vanwege regeringsdeelname aan Rutte II. Harm, een 57-jarige metaalbewerker, krijgt hierdoor een slecht gevoel bij de PvdA: ‘Als ze aan de macht zijn, dan beweren ze dit, zitten ze in de oppositie, beweren ze het tegenovergestelde.’ Samen met Sylvia, 62 jaar, valt het hem bijvoorbeeld op dat Lodewijk Asscher tegen wetten is die hij eerder zelf door de Kamer heeft geloodst. In een ander interview neemt Peter, een 60-jarige deurwaarder en ambtelijk secretaris, het de PvdA kwalijk dat ze in Rutte II ‘volkshuisvesting [hebben] kapot gemaakt [en] nu proberen ze dat weer als oppositiepartij [te] repareren’. Volgens Peter tast dit de geloofwaardigheid van zowel de partij als die van Asscher aan.

Een derde, laatste, visie op de PvdA richt zich specifiek op de manier waarop degenen met wie wij spraken zich verhouden tot de politici van de partij, iets wat naar ons beste weten vooralsnog sterk onderbelicht blijft in bestaande evaluaties van het verlies van stemmen voor de PvdA.

‘Mensen die voor de politiek geleerd hebben’
De deelnemers aan ons onderzoek halen verschillende redenen aan waarom zij niet op de PvdA-politici zouden stemmen of waarom ze deze politici zelfs wantrouwen. Zo beschuldigen zij de politici van een gebrek aan autoriteit en daadkracht, wat niet verrast aangezien goed gedocumenteerd is dat praktisch geschoolden gemiddeld genomen meer autoritaire voorkeuren hebben.[3]

Vooral de oudere deelnemers zagen die autoriteit en daadkracht nog wel bij oud PvdA-politici. Johannes, een 56-jarige boer, spreekt zijn waardering uit voor politici als Wim Kok: ‘Die stond er gewoon, […] dat was echt een minister.’ Gerrit, een 54-jarige postbode, plaatst politici als Kok en Den Uyl, waarvan het leek ‘alsof die in staat waren om een veel zwaardere last op hun schouders te nemen’, tegenover politici van tegenwoordig, waarvan hij ‘de indruk [krijgt] dat een aantal niet hard genoeg met hun vuist op tafel kunnen slaan’.

Veel van de deelnemers ervaren een gebrek aan vertegenwoordiging door de PvdA-politici die verder gaat dan een vermeend gebrek aan daadkracht: ze zijn teleurgesteld in de afwezigheid van arbeiders en praktisch geschoolden bij de PvdA. PvdA-politici zouden weinig inzicht en affiniteit hebben met de leefwereld van ‘de gewone man’. Staan voor ‘de gewone mens, voor ons’ ziet Esther, een 41-jarige typiste, als ‘de taak van de PvdA’. Maar hier slaagt de partij niet in, vindt zij.

Ook Harm vindt de PvdA ‘niet meer wat ‘ie was: […] als je zoveel jaar terugging, zaten d’r ook echt arbeiders in de Kamer’. Volgens Harm heeft dit deels te maken met een oververtegenwoordiging van ‘mensen die voor de politiek geleerd hebben, […] d’r is in principe niet één die voorheen arbeider was’. Hetzelfde zien we bij de 57-jarige taxichauffeur Jolanda. Zij benadrukt dat oud-FNV-voorzitter Wim Kok haar aansprak om ‘waar hij vandaag komt en waar die terechtgekomen is. […]. Als je van FNV’er […] opgeklommen bent en je kan daarvandaan doorstappen in de politiek, dan heb je het in mijn ogen goed gedaan en dan kom je uit een ervaringssituatie. Dat je weet waarover je spreekt en dat je weet wat de mensen bezighoudt.’

Het is niet alleen de werkervaring van PvdA’ers die zou getuigen van hun geringe inzicht in de leefwereld van de deelnemers aan ons onderzoek. Ook de observatie dat veel politici er simpelweg anders uitzien dan ‘de gewone man’ en een andere levensstijl hebben, wijst volgens onze deelnemers op de afwezigheid van de arbeider. Hendrik, een 53-jarige elektricien, onderstreept het belang hiervan als hij zegt dat het voor SP- en PvdA-politici wel degelijk uitmaakt of ze ‘in een eenvoudig colbertje met een broek en schoenen [staan], [of] in driedelig pak’.

Culturele afstand
Juist het beeld dat menig PvdA-politicus is losgezongen van ‘gewone mensen’ raakt aan een breder gevoel niet voldoende vertegenwoordigd te worden door politici. Dat veel praktisch geschoolden dit zo ervaren is niet gek, aangezien hoger opgeleiden in vrijwel alle politieke domeinen oververtegenwoordigd zijn: in de rechterlijke macht, de overheid, maar ook in ons nieuwgekozen parlement.[4] Dit maakt niet alleen dat de inhoudelijke standpunten van hoger opgeleiden meer weerklank vinden in de volksvertegenwoordiging, maar betekent ook dat de gebruiken, levensstijl en het wereldbeeld van hoger opgeleiden het politieke domein domineren.[5]

Eerder onderzoek heeft laten zien dat veel praktisch geschoolden en inwoners van perifere gebieden ervaren dat politici ver van hen verwijderd staan. Daarnaast hebben zij vaak het idee dat politici niet goed weten wat er in hun levens speelt en ervaren ze gevoelens van onderschikking, achterstelling en wantrouwen.[6] Tegen deze achtergrond is het geen verrassing dat de relatieve ondervertegenwoordiging in de politiek onder praktisch geschoolden met zich meebrengt dat zij zich op een heel andere manier tot de politiek en volksvertegenwoordigers verhouden dan hoger opgeleiden. Dat leidt niet in de laatste plaats tot versterking van het idee dat praktisch geschoolden minder geschikt zouden zijn voor de politiek.[7]

Aan de hand van onze diepte-interviews met praktisch geschoolden hebben wij deze gevoelens van afstand tot politici grondig onderzocht. Wat maakt specifiek dat zij veel politici als ver verwijderd van hun leefwereld zien en wat betekent dit voor hen zelf? En hoe speelt deze afstand precies een rol in de manier waarop zij tegen politici aankijken? Onze gesprekken leggen, in lijn met bovengenoemde literatuur, diepgewortelde gevoelens van culturele afstand tot politici bloot: deelnemers zien menig politicus als iemand die losgezongen is van wat zij ‘het volk’ noemen. Wie precies tot ‘het volk’ behoren wordt niet heel nauwkeurig gedefinieerd maar de aanduiding blijkt vooral bedoeld te worden voor een homogene groep die afstaat van en zich verzet tegen een geprivilegieerde, hoogopgeleide elite.[8]

Uiteraard is er al geruime tijd volop aandacht voor populistische politici als Geert Wilders, die door middel van hun retoriek ‘het volk’ een stem proberen te geven in de politiek. Daarbij wordt populisme vaak beschreven als een communicatiestijl waarbij politici zich uitspreken over het volk. De in ons onderzoek blootgelegde ervaren culturele afstand tot politici is iets anders dan een behoefte aan zulke populistische retoriek.[9] Drie aspecten van culturele afstand worden door de deelnemers aan ons onderzoek veel aangedragen.

Als eerste zien zij menig politicus als niet sensitief voor de manier waarop zij - en daarmee ‘het volk’ - leven. En als sommige politici al weten hoe ‘het volk’ leeft en waarmee zij te maken krijgt in het dagelijkse leven, dan vinden ze dat ze ‘daar gewoon schijt aan hebben’, zoals de 56-jarige Pauline het verwoordt.

Net als bij de manier waarop onze deelnemers over PvdA-politici spraken, wordt dit vooral toegeschreven aan de hogere opleidingsniveaus van politici, wat maakt dat ze andere (werk)ervaringen hebben, maar ook aan hun levensstijl. Zo zegt Thomas, een 24-jarige kraanmachinist, dat ‘als je nu kijkt naar de helft van de Kamer: of ze zitten nog op school of ze komen net van school. […] Je hebt helemaal nog niets bereikt, en dan gaan ze zoiets doen. Weet je wel, ze weten m’n God niet hoe het werkt.’ Veel van onze deelnemers zien politici niet als goede vertegenwoordigers van ‘het volk’ en wuiven beleidsvoorstellen vaak weg als overbodig of schadelijk.

Een tweede aspect van de culturele afstand die onze deelnemers ervaren tot politici is de manier waarop zij praten. Veel politici zouden omfloerst praten in plaats van direct. Ook dit heeft gevolgen voor de manier waarop over politici wordt geoordeeld. Deelnemers aan ons onderzoek vinden dat hieruit blijkt dat politici een gebrek hebben aan integriteit en autoriteit.

Zo zegt Dennis, een 31-jarige vrachtwagenchauffeur, dat politici ‘een mooi verhaal voor [zitten] te houden, ja, waar ze eigenlijk dondersgoed zelf al weten dat ze dat helemaal niet waar kunnen gaan maken, of überhaupt een poging gaan doen om het waar te maken’. Een ander voorbeeld wordt gegeven door Pauline: bij ‘dat gedebatteer [hoef] je alleen maar een uur in de lucht te praten’.

Als laatste hebben onze deelnemers het idee dat veel politici op hen neerkijken en zichzelf beter voelen. Dit zou niet alleen blijken uit de negatieve manier waarop politici zouden denken over de politieke voorkeuren en denkbeelden van onze deelnemers - zo hadden sommigen het idee dat politici hen racistisch vinden vanwege hun kritiek op immigratie of culturele diversiteit - maar bijvoorbeeld ook door het uiterlijk en de manier van spreken van veel politici. Dit gaat hand in hand met het gevoel dat men niet erkend wordt in het politieke domein. Sylvia, die actief protesteert tegen het beleid in haar provincie, heeft bijvoorbeeld het idee dat er niet naar haar geluisterd wordt en dat zij wordt ‘weggezet als een tokkie […] omdat je geen scholing hebt gevolgd’.

Representatie en erkenning
Welke lessen biedt ons onderzoek naar politiek wantrouwen onder praktisch geschoolden de PvdA als zij het vertrouwen van praktisch geschoolden wil terugwinnen? Allereerst beperkten onze diepte-interviews zich niet alleen tot aspecten waarop politici worden gewantrouwd, maar hebben ze ook blootgelegd welke politici juist wel worden gewaardeerd. Dit zijn vooral politici die hun verbinding met ‘het volk’ tonen, die op een ‘normale’ manier spreken en die zich niet verheven tonen boven ‘het volk’.

Deze politici zijn volgens de deelnemers niet alleen op rechts te vinden: ook aan de linkerkant van het politieke spectrum zijn er politici die het goed doen. Zo zou Lilian Marijnissen ‘contact hebben met de burger’ en ‘verbinding met het volk’ tonen. Ook SP-Kamerlid Peter Kwint, die in de Tweede Kamer geregeld zijn tatoeage toont onder een T-shirt, roept bij de 29-jarige Anouk het idee op dat er ‘toch iets normaals bij’ zit: ‘Jij past bij mij’, zegt ze over hem. Ondanks hun universitaire opleidingen zenden Marijnissen en Kwint dus diverse signalen uit waaruit de mensen die we hebben gesproken opmaken dat ze dichtbij hen staan. Hoewel een academische opleiding één van de signalen van culturele afstand is waar onze deelnemers het over hadden, laat dit zien dat het opleidingsniveau niet allesbepalend is: verschillende signalen van culturele afstand en nabijheid worden gewogen, waarbij het zo kan zijn dat bijvoorbeeld een directe manier van praten of een niet-elitair uiterlijk de doorslag geeft.

Als hier één les uit getrokken kan worden, is het dat het bereiken van praktisch geschoolden voor linkse partijen nog geen gelopen race is. En gezien de grote waarde die onze deelnemers hechten aan de mate waarin een politicus zich met hen verwant toont, zou dit, in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, zelfs kunnen zonder hiervoor een nieuwe positie op culturele thema’s in te nemen of de partij te profileren op sociaaleconomische thema’s.[10] Het is van belang de gevoelens van miskenning van ‘de gewone man’ weg te nemen die de PvdA en haar politici bij veel kiezers lijken op te roepen. De arbeiders lijken niet vergeten door de partij, ze zijn afwezig in de partij. En, juist omdat PvdA-politici ver af zouden staan van de arbeiders, ligt het verwijt dat zij neerkijken op ‘de gewone man’ al snel op de loer.

Hans Spekman, van 2012 tot 2017 voorzitter van de PvdA, deed in lijn hiermee een oproep aan links om zich af te vragen waarom mensen kiezen voor (radicaal)rechtse partijen. Hij stelt dat links open moet blijven staan voor de mening van anderen en niet moet ‘vervallen in blinde arrogantie’: ‘Het is gemakkelijk om mensen met een andere mening weg te zetten als niet serieus te nemen verdwaalde schapen.’[11]

De vraag van Spekman was ook in 2002 al relevant, toen het NRC Handelsblad sprak met PvdA-verlaters, waarvan velen kozen voor Lijst Pim Fortuyn.[12] Naast ideologische stemmotieven, hekelden velen de vermeende ‘arrogantie’ van Ad Melkert en prezen zij Fortuyns moed en daadkracht. Daarmee onderscheidde hij zich sterk van de omfloerste communicatiestijl van politici waarmee onze deelnemers een grote culturele afstand ervaren. Dit heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Fortuyn, ondanks zijn academische achtergrond, werd gezien als iemand die dicht bij ‘het volk’ stond.

Dit draagt ook bij aan de beantwoording van de vraag waarom de traditionele achterban van de PvdA in toenemende mate voor rechts kiest. In tegenstelling tot politici van veel linkse partijen, slagen rechtse politici erin om zich al dan niet bewust te profileren als sterk verbonden met praktisch geschoolden. Net als de eerder genoemde Lilian Marijnissen of Peter Kwint, roepen VVD-politici Klaas Dijkhoff en Thierry Aartsen, PVV-politici Geert Wilders en Fleur Agema of Mona Keijzer (CDA) en Pieter Omtzigt bij veel mensen gevoelens op van herkenning door de manier waarop zij praten (recht door zee), waar zij wonen (in de regio) of hun levensstijl (een voorliefde voor carnaval en bitterballen). Veel praktisch geschoolden herkennen zich in deze politici, en voelen zich zo door hen erkend. Daarbij bieden populistische en (radicaal)rechtse partijen de traditionele achterban een thuishaven doordat zij gevoelens van miskenning hebben gepolitiseerd.

De Partij van de Arbeid kan lessen trekken uit de steun voor bovengenoemde politici en partijen door in te zetten op haar geloofwaardigheid wanneer zij het heeft over de arbeiders: representatie en erkenning staan daarbij voorop. Het is uiteraard niet gezegd dat dit automatisch leidt tot de 38 zetels die de partij in 2012 behaalde. Alhoewel veel deelnemers aan ons onderzoek ‘volkse’ politici als Marijnissen en Kwint waarderen, wordt hun keuze in het stemhokje vanzelfsprekend ook beïnvloed door de thema’s die op dat moment het debat domineren en of een partij hun inhoudelijke standpunten deelt. Toch kan de herkenning en erkenning van de leefwereld van praktisch geschoolde burgers een belangrijke rol spelen bij herstel van vertrouwen met de kiezer. Als de PvdA het als een van haar hoofdopdrachten ziet de maatschappelijke tegenstellingen te verkleinen, doet ze er goed aan vaker politici uit de traditionele achterban naar voren te schuiven en zichtbaar werk te maken van het herkennen en erkennen van de leefwereld van praktisch geschoolden.

Noten           

  1. Noordzij, Kjell, Willem de Koster & Jeroen van der Waal. (2020). “They don’t know what it’s like to be at the bottom”: Exploring the role of perceived cultural distance in less-educated citizens’ discontent with politicians. British Journal of Sociology. doi:10.1111/1468-4446.12800.
  2. Omwille van privacyredenen gebruiken wij gefingeerde namen in dit stuk.
  3. Lipset, Seymour Martin. (1961). ‘Working-class Authoritarianism’: A Reply to Miller and Riessman. British Journal of Sociology 12(3), pp. 277-281; Van der Waal, Jeroen & Willem de Koster (2015). Why Do the Less Educated Oppose Economic Globalization? A Test of Three Explanations in the Netherlands. European Journal of Cultural and Political Sociology 2(3/4), pp. 313-344,
  4. Boven, Mark en Anchrit Wille. (2017). Diploma Democracy: The Rise of Political Meritocracy, Oxford: University Press; Van Dam, Jan en Marcel Ham (2021). De aanstaande Kamer is nauwelijks vrouwelijker, een beetje kleurrijker en: heel erg hoog opgeleid. Sociale Vraagstukken.
  5. Schakel, Wouter & Armen Hakhverdian. (2018). Ideological congruence and socio-economic inequality. European Political Science Review 10(3). pp. 441-465; Ridgeway, Cecilia L. (2014). Why status matters for inequality. American Sociological Review 79(1), pp. 1-16.
  6. Cramer, Katherine J. (2016). The Politics of Resentment: Rural Consciousness in Wisconsin and the Rise of Scott Walker. Chicago: The University of Chicago Press; Mckenzie, Lisa. (2017). The class politics of prejudice: Brexit and the land of no-hope and glory. British Journal of Sociology. 68(S1), pp. S265-S280; Williams, Joan C. (2017). White Working Class: Overcoming Class Cluelessness in America. Boston: Harvard Business School Publishing.
  7. Laurison, Daniel. (2016). Social class and political engagement in the United States. Sociology Compass, 10(8), pp. 684-698; Spruyt, Bram, Toon Kuppens, Russell Spears & Jochem van Noord (2020). Talking politics? Educational category salience reinforces differences in people’s willingness to participate in deliberative initiatives. Political Psychology, 41(3), pp. 461-478; De Jong, Laura (2020, 18 september). Filosoof Michael J. Sandel: De elite ziet te weinig dat succes óók komt door toeval, geluk en aanleg. De Volkskrant.
  8. Canovan, Margaret. (1999). Trust the people! Populism and the two faces of democracy. Political Studies, 47, pp. 2-16.
  9. De Vreese, Claes H, Frank Esser, Toril Aalberg, Carsten Reinemann, & James Stanyer. (2018). Populism as an expression of political communication content and style: A new perspective. The International Journal of Press/Politics, 23(4), pp. 423-438.
  10. De Lange, Sarah. (2017). Waarom oude witte mannen niet genoeg zijn. S&D 2017/2, pp. 24-31; Van Praag, Philip. (2017). Dit zijn de kernthema’s. S&D 2017/3, pp. 5-14.
  11. Spekman, Hans. (2020, 20 november). Makkelijk, om mensen met een andere mening weg te zetten als niet serieus te nemen verdwaalde schapen. De Volkskrant.
  12. Van der Kris, Jeroen. (2002, 11 mei). Melkert is een arrogante, rare man NRC Handelsblad.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.

S&D bestaat sinds 1939 en verschijnt zes keer per jaar. Oude nummer kunt u doorzoeken via het register (1939-2023) of op thema. De redactie bestaat uit: Paul de Beer, Nik de Boer, Meike Bokhorst, Wimar Bolhuis, Josette Daemen, Patricia Dinkela [eindredactie], Janneke Holman [eindredactie], Tim 'S Jongers, Ruud Koole, Marijke Linthorst, Annemarieke Nierop [hoofdredactie], Arjan Reurink en Bram van Welie.

S&D wordt uitgegeven door Van Gennep. Een los nummer kost € 17,50, en jaarabonnementen (vol tarief) € 84,50 (te bestellen via: info@vangennep-boeken.nl).

Een online abonnement kost € 2 per maand. U kunt zelf een account hiervoor aanmaken onder mijn S&D, of stuur een e-mail naar send@wbs.nl.

Oude nummers kunt u downloaden vanaf de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Voor een overzicht van auteurs per nummer, raadpleegt u het register van S&D (1939-2023)

Inzenden kopij

De redactie van S&D verwelkomt kopij. Artikelen kunnen worden gemaild naar send@wbs.nl. Artikelen aanleveren in Word, bronvermelding in eindnoten (apa). Richtlijn aantal woorden: 2000-2500. Idealiter vormen artikelen in S&D een mix van wetenschap, politiek en essay. De redactie van S&D beslist over plaatsing van binnengekomen kopij. Ze beoordeelt daarbij op basis van de volgende criteria:
- een heldere opbouw en schrijfstijl (geen jargon) en duidelijke vraagstelling
- een goede onderbouwing van standpunten met argumenten, weging van de tegenargumenten en bronvermelding
- vernieuwing van de gedachtevorming binnen de sociaal-democratie
- toegevoegde waarde t.o.v. bestaande inzichten/onderzoeken
- politieke relevantie

Redactie

Redactieadres: Wiardi Beckman Stichting
Emmapark 12, 2595 ET Den Haag
Telefoon [070] 262 97 20
send@wbs.nl

Uitgever: Uitgeverij Van Gennep
Nieuwpoortkade 2a
1055 RX Amsterdam
info@vangennep-boeken.nl

Documenten