Afgelopen week maakte minister Wopke Hoekstra bekend dat de Nederlandse staat een belang van ruim 12% had verworven in Air France-KLM. Dit belang is, zoals beoogd, inmiddels toegenomen tot 14%. Daarmee is het nagenoeg gelijk aan het aandeel van de Franse staat in de onderneming. Het besluit werd verklaard uit de noodzaak om de belangen van KLM en Schiphol (en daarmee de werkgelegenheid en economische welvaart) veilig te stellen.
Naar aanleiding van deze voor Nederland ongebruikelijke stap vroegen sommige journalisten zich af of dit de terugkeer betekende van de ooit afgezworen industriepolitiek en of hiermee het einde van de marktideologie werd ingeluid. En de vraag werd gesteld of nu ook wordt overgegaan tot het afschaffen van marktwerking in sectoren als de zorg.
Ik denk niet dat dit op korte termijn zal gebeuren. Maar het zou al een hele stap vooruit zijn als de overheid de gedachtegang die zij bij Air France-KLM gehanteerd heeft ook zou toepassen op de zorg. Wat zijn essentiële voorzieningen voor de Nederlandse samenleving en hoe kunnen deze het best gewaarborgd worden? Eén van de onderdelen waar dit urgent is, is de spoedeisende hulp.
Het aantal spoedeisende hulpposten (SEH) neemt gestaag af. Onlangs maakte de Treant Zorggroep bekend dat zij de zorg verder gaat concentreren. De SEH’s in Hoogeveen en Stadskanaal sluiten. Patiënten moeten naar Emmen, Assen of Meppel. En deze week werd duidelijk dat de acute zorg verdwijnt uit Lelystad.
De redenen voor het terugbrengen van het aantal SEH’s zijn complex. Op sommige plaatsen is er gebrek aan gespecialiseerd personeel, met name verpleegkundigen (al geldt dit niet voor Lelystad). Daarnaast worden er steeds hogere eisen gesteld aan de personele bezetting van spoedposten. De acute zorg wordt complexer, waarmee concentratie van de SEH’s onontkoombaar wordt. En tenslotte spelen de kosten een belangrijke rol. In Lelystad was dit de belangrijkste reden voor het stoppen met acute zorg, Treant verwacht met de sluiting van de SEH’s in Stadskanaal en Hoogeveen €20 mln. te besparen.
In eerste instantie klinken deze argumenten logisch. Toch geeft de voortgaande concentratie van spoedeisende hulp mij een ongemakkelijk gevoel.
Er is onmiskenbaar een tendens tot concentratie in de zorg. De gedachte hierachter is dat hoe vaker een specialist met een bepaalde aandoening wordt geconfronteerd, hoe beter hij of zij wordt in de behandeling ervan. En waar complexe situaties zich niet vaak voordoen is concentratie op zijn plaats. Dat geldt ook voor complexe acute zorg. Maar dit betreft slechts 5% van de hulp die op de SEH verleend wordt.
Daar staat tegenover dat sluiting van de SEH een domino-effect kan hebben op de rest van het ziekenhuis. Om te beginnen is de SEH nauw verbonden met de Intensive Care (IC). Sluiting van de SEH leidt niet zelden ook tot sluiting van de IC. En dat kan op zijn beurt weer tot gevolg hebben dat de acute geboortezorg wordt beëindigd (zoals in Lelystad ook gebeurt). Daarnaast is de SEH een belangrijke ‘leverancier’ van patiënten voor een ziekenhuis. Uit onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen uit 2013 blijkt dat ongeveer de helft van de klinische opnames en verpleegdagen voortvloeit uit een bezoek aan de SEH. Sluiting van de SEH kan dus grote financiële en organisatorische gevolgen hebben voor een ziekenhuis. En daarmee op de bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de zorg.
Sluiting van spoedeisende hulpposten is een beslissing van ziekenhuisbestuurders en zorgverzekeraars. Uit bedrijfskundig oogpunt is dat ook niet zo gek. Bestuurders en zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de financiering van de SEH. De overheid stelt op dit moment alleen randvoorwaarden. Zo mag de ‘aanrijtijd’ (de tijd tussen de oproep en de aankomst op de SEH) niet langer dan 45 minuten zijn. In de praktijk wordt aan deze wettelijke eis geknabbeld. In februari bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van de gemeente Lelystad dat de gemiddelde totale ritduur van een ambulance in Lelystad vijftig minuten bedraagt. Vanuit Urk duurt het een uur voordat een patiënt in een ziekenhuis arriveert.
De SEH is een essentiële voorziening. Niet alleen van levensbelang voor de burger die er een beroep op moet doen, maar ook voor de toekomstige levensvatbaarheid van een ziekenhuis.
In die context mag spoedeisende hulp geen speelbal worden van bedrijfseconomische beslissingen. Misschien moet de overheid hier ook een belang in nemen. Bijvoorbeeld door de verantwoordelijkheid te nemen voor de financiering van de SEH. Als ‘hub’ voor de gezondheidszorg.