Op een steen in een gebouw uit 1656 op Havenpark 15 in Zierikzee staat een boodschap aan de voorbijganger: non nobis, sed posteris. Niet voor ons, maar voor de nabestaanden. Wie het huis gebruikt door erin te wonen, woont eigenlijk in het huis van degenen die na hem of haar komen.

Ik ga dood. Binnen afzienbare tijd ga ik dood. Als ik dood ga, raak ik al mijn bezit kwijt. Dat is waarschijnlijk niet erg, want tot op heden zijn er nooit legers of rovers uit het hiernamaals opgedoken die hun bezittingen weer opeisen. Bezit is voor de levenden. Toetanchamon heeft geen recht meer op zijn dodenmasker. De Mona Lisa is niet van Leonardo da Vinci en Napoleon heeft niets te zeggen over de Arc de Triomphe.

Doden nemen niets mee in hun graf. Een laatste wil wordt serieus genomen, maar het zijn de nabestaanden die de bezittingen verdelen. Wie zijn organen doneert, moet hopen dat zijn geliefden dat goed vinden, want anders gaat het niet door. Nabestaanden bepalen of je lichaam wordt verstopt in een piramide, onder de grond verdwijnt of wordt gecremeerd. Als je geluk hebt, respecteren ze je laatste wil. In de Nederlandse wet spreken we niet over bezit, maar over eigendom. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben (art. 1 lid 1 BW 5). We mogen alles met ons eigendom. We mogen onze boeken verscheuren, we mogen onze eigen ramen ingooien. Toch is het recht dat wij van onze wetgever krijgen op eigendom beperkt. Dat begint al direct nadat het meest omvattende recht is vastgesteld: het staat de eigenaar met uitsluiting van eenieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met de rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen (art. 1 lid 2 BW 5). Wettelijke voorschriften en ongeschreven recht kunnen alle rechten die je op je eigendom hebt beperken.

En dat is terecht. Omdat bezit helemaal niet bestaat – in tegenstelling tot zand, de maan, het sterrenstelsel of een molecuul. Bezit is niets meer dan een afspraak. Er zijn twee manieren om aan bezit te komen. We kunnen iets vinden, oppakken en ons zo toe-eigenen. Dit is het bezit dat John Locke definieerde: alles wat van niemand is kunnen we ons toe-eigenen. Locke was een kapitalist die grond kocht in Noord-Amerika en vond dat de vruchten aan degenen toekwam die op dat land werkten. Natuurlijk werkte Locke niet zelf, maar als je arbeiders in dienst nam en die werkten voor jou, waren de vruchten die deze arbeiders van het land haalden ook voor jou. We zien dat terug in onze wetten. Hij die een aan niemand toebehorende roerende zaak in bezit neemt, verkrijgt daarvan de eigendom (art. 4 BW 5). Dus de vinder mag het gevondene zijn eigendom noemen. En de eigenaar van een zaak is eigenaar van de afgescheiden vruchten (art. 1 lid 3 BW 5). Zo kon Locke dus het graan dat op zijn grond groeide tot zijn eigendom rekenen. Alleen met grond is het anders. Grond kun je niet vinden. Aan de staat behoren onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben (art. 23 BW 5). De staat is dus eigenaar van grond die van niemand is. De enige manier om in Nederland aan grond te komen, is door het te kopen of te ruilen met de rechtmatige eigenaar. Als je een stuk grond vindt dat van niemand is, dan is dat dus van de staat.

En de staat gaat niet dood. Dat komt omdat de staat niet leeft. De staat is net als bezit een bedenksel, een hersenspinsel, een afspraak tussen mensen. Er is maar één manier om de staat met alles wat erbij hoort kwijt te raken: als we niet meer geloven dat de staat bestaat, is hij verdwenen. De staat is net Sinterklaas. 

Staten in de moderne betekenis van het woord bestaan sinds 1648.1 Daarvoor waren er rijken, vorsten-, prinsen- en hertogendommen en een enkele vrije republiek. Er waren allerlei regels en structuren, maar er was niet zoiets als staten die door elkaar te erkennen elkaars gelijke zijn. We hebben pas staten doordat mensen bij de Vrede van Munster en de Vrede van Westfalen documenten tekenden waarin onder meer stond dat staten – en niet langer vorsten – soeverein zijn. En staten kunnen ook met een handtekening verdwijnen. Op 8 december 1991 werd het Belavezha-akkoord getekend. Drie mannen zetten een handtekening en maakten daarmee een einde aan de Sovjet-Unie: Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne werden afzonderlijke staten.

Staten gaan dus niet dood, maar kunnen verdwijnen. Een staat is niet meer dan een fetzen Papier, een hersenspinsel. Mensen geloven erin. Om dat duidelijk te maken zijn er diensten voor de staat: nationale feestdagen, herdenkingsdagen, geschiedenisboeken, vlaggen, helden en symbolen waarmee mensen elkaar bewijzen dat de staat bestaat. De Olympische Spelen zijn niet alleen leuk voor sporters, maar bovenal diensten van staten waarin ze elkaars bestaan erkennen. Naast de winnaars staan de koningen en de presidenten.

Staten hebben macht. Staten hebben organen en de mensen die voor die organen werken maken en handhaven wetten. De staat, een hersenspinsel, is de beschermer van afspraken tussen handelaars en is de rechter bij conflicten over bezit. De staat beschermt kopers en verkopers, eigenaren van grond en andere goederen.

Zo koopt Unilever in Indonesië peper voor de traditionele Hollandse tomatensoep in blik. Zodra Unilever eigenaar is van de Indonesische peper is het bedrijf afhankelijk van de bescherming van de Indonesische staat. Zonder Indonesische staat heeft Unilever geen politie en geen rechterlijke organisatie die nakoming van het contract zal afdwingen en weet Unilever niet zeker of de peper tijdig bij haar fabriek in Oss is.

Zonder de Indonesische staat zou de traditionele Hollandse tomatensoep duurder zijn. Zo blijft een contract – een fetzen Papier – belangrijk, maar belangrijker nog is dat mensen geloven in het bestaan van de staat. Machiavelli gaf al aan dat voor een stabiele staat de goede wil van de inwoners van doorslaggevend belang is.2 Tegenwoordig heet dat draagvlak. Wetten zijn waardeloos zonder draagvlak.

Staten beschermen niet alleen bezit en de handel, maar beschikken ook over mensenlevens. Staten mogen mensen in de gevangenis stoppen of opdracht geven om anderen te vermoorden. Er is zelfs oorlogsrecht, waarin staten afspreken hoe mensen elkaar mogen doden (explosieven mag, chemisch niet).

Door de dood is bezit tijdelijk en doordat de staat bezit ongestraft mag afnemen, is bezit nooit zo omvattend als artikel 1, lid 1 BW 5 belooft. Bezit is geen natuurlijk gegeven. Zelfs het bezit over het eigen lichaam is een zaak van de staat. De staat maakt de regels over wie mag beschikken over het lichaam van een overledene. De staat maakt regels als we huizen bouwen en of buren bezwaar mogen maken. De staat bepaalt wanneer we te hard rijden op de snelweg en heeft regels waardoor hij bij overtreding van de snelheid geld, het rijbewijs, de auto of onze vrijheid mag afpakken. Bezit is speelbal van de wetten van de staat.

Bezit is niet altijd materie. Het kan ook een recht zijn. De bank heeft het recht ons huis af te pakken als we niet netjes onze hypotheek betalen, maar tot die tijd is het huis van ons en mogen wij beslissen waar we boren om een schilderij op te hangen.

Ook kunnen we bezit uit de natuur halen en ons toe-eigenen. Als de staat het ons vergunt mogen we gas uit de grond halen en in buizen pompen en verkopen. We kunnen het gas ook verbranden en dan is het weer weg. Het totale bezit kan dus groeien en krimpen. We kunnen bezit uit de natuur winnen, weer weggooien en we kunnen allerlei rechten maken en die rechten zijn weer verhandelbaar.

De afgelopen eeuwen is het totale bezit van alle mensen op aarde enorm gegroeid en het groeit nog steeds. Piketty3 en Van Bavel4 tonen aan dat de verdeling van bezit niet altijd hetzelfde is. Rijken kunnen rijker worden terwijl armen armer worden. Die verandering in verdeling van bezit volgen de wetten die door staten zijn gemaakt. Wie over de staat heerst, heerst over de verdeling van het bezit over de mensen.

Democratie beoogt de macht gelijk te verdelen. Als de democratie goed werkt, zal de staat ervoor zorgen dat bezit ook gelijk wordt verdeeld. Als de verdeling van de rijkdom van een samenleving minder evenwichtig is, is dat een symptoom van veranderingen in de macht over de overheid.

Dat is altijd zo geweest. Het wordt bijvoorbeeld duidelijk als we kijken naar vermogens in een andere tijd. De katholieke kerk beschikte in de veertiende en vijftiende eeuw over een vermogen van goede daden van heiligen. De heiligen hadden een overschot aan goede daden (hersenspinsel) en dat overschot werd na hun overlijden eigendom van de kerk. De kerk kon dat vermogen verkopen en deed dat in de vorm van aflaten. Zondaars konden met aflaten de tijd die zij of gestorven familieleden in het vagevuur moesten doorbrengen, verkorten door het overschot aan goede daden van de gestorven heiligen te kopen. Aldus de officiële verantwoording voor aflaten door de paus.5

Maarten Luther verzette zich tegen deze praktijk. Hij vond in de Bijbel geen onderbouwing voor de redenering van de paus en stelde dat ter discussie in 95 stellingen. Luther stelde daarmee een algemeen aanvaard hersenspinsel ter discussie. Goede daden waren geen verhandelbaar bezit. Mariana Mazzucato is een hedendaagse Luther. In The Entrepreneurial State6 toont ze aan dat onderzoek voor innovaties van IBM, Apple en de grote farmaceutische bedrijven door de overheid is gedaan. De resultaten van het onderzoek zijn in de vorm van patenten nu eigendom van grote bedrijven. Mazzucato laat als een moderne Maarten Luther zien dat de grote multinationals geen logisch recht hebben op datgene waar ze volgens de wet wel recht op hebben. Net zomin als dat de katholieke kerk recht had om de goede daden van heiligen te gelde te maken, horen de multinationals het recht te hebben om het goede werk van overheden te gelde te maken.

Mazzucato legt hiermee een symptoom bloot van een minder goed werkende democratie. Het recht, dat door de overheid in naam van het volk is opgesteld (of the people, by the people, for the people), wordt beheerst door multinationals die de campagnes van de politici betalen. Mazzucato toont aan dat de logica waarom multinationals (de paus) aan patenten (aflaten) mogen verdienen, niet meer klopt.

Tijd voor een ommezwaai. Daar gaat dit verhaal dus over. Bezit. Eigendom. Vermogen. Macht. En dus over legitimiteit. Bezit is tijdelijk. Bezit is een hersenspinsel. Bezit wordt verdeeld op grond van het heersende recht. Dit recht moet door iedereen worden geaccepteerd, want anders krijg je protesten, stakingen, corruptie, opstanden of terrorisme. We kunnen niet verwachten dat het heersend recht altijd door iedereen wordt geaccepteerd, maar staten hebben de macht om in te grijpen als mensen regels overtreden. Dat is nog niet problematisch. Het gaat pas mis als de verdeling van de macht over de staat niet meer overeenkomt met wat de meeste mensen de juiste verdeling van de macht vinden, want dat betekent dat ook de wetten van de staat een onevenwichtige verdeling van bezit toelaten. En dat laatste is tegenwoordig het geval. Machtige private partijen overheersen de Amerikaanse politiek (van Clinton tot Trump) en doen dat wellicht ook al in Europa.

Dat multinationals niet almachtig zijn, blijkt uit de schandalen. De ontdekking van sjoemelsoftware bij autofabrikanten laat zien dat de multinationals zich veel denken te kunnen permitteren, maar ook dat er nog steeds mechanismen zijn die de bedrijven effectief tot de orde kunnen roepen. Een schandaal is dus een goed én een slecht teken. Het is veel erger als schandalen niet meer publiek worden gemaakt. Als één macht zo sterk is dat niemand meer weet wat waar is – zie Rusland. Het gaat pas echt mis als mensen als Luther en Mazzucato niet meer in de gelegenheid zijn om hun verhalen op spreekwoordelijke kerkdeuren te spijkeren.

Maar wat is de ultieme grondslag voor de legitimatie van bezit als we sterfelijk zijn? Het recht, oké, maar het recht is een hersenspinsel dat zomaar kan worden misbruikt door machthebbers. Als machthebbers het recht bepalen, wordt de verdeling van bezit langzaam gelijk aan de verdeling van macht. Dan worden - en Piketty laat zien dat dit tegenwoordig gebeurt - de machtigen rijker doordat de vermogenden bepalen wie vermogen krijgt: de dividendbelasting wordt voor hén afgeschaft. Het maakt voor dit verhaal niet uit of die machtigen bestaan uit de hiërarchie van de katholieke kerk die goede daden beheert of uit aandeelhouders die geld beheren. De kern is dat het recht altijd moet zijn losgekoppeld van vermogenden, zodat recht altijd in staat is het vermogen op een andere manier te verdelen. Op de juiste manier.

En wat is de juiste manier? Dat hangt af van de keuze van een hersenspinsel. De juiste manier is afhankelijk van wat mensen vinden dat waarde is. Zonder Luther was iedereen ervan overtuigd dat de paus onfeilbaar was en dat zijn woord dus het enige juiste woord was. Luther koos een andere basis voor waarde: de Bijbel. De Bijbel was het woord van God en het woord van de paus was het woord van een mens. Een wijs mens, wellicht, een verstandig mens, mogelijk, maar feilbaar. Luther kon aflaten afzweren omdat hij de onfeilbaarheid van de paus voor hem geen grondbeginsel was. En zo kunnen wij nu het vermogen van bedrijven afnemen door het geloof af te zweren dat de markt eerlijk is. Het succes van elk bedrijf is deels een prestatie van een overheid. Het is ook een prestatie van medewerkers van die bedrijven, van de scholen waar die medewerkers ooit op zaten, van de ouders van de medewerkers die ooit met de opvoeding begonnen. Welk recht heeft Unilever op de prestatie van mijnheer De Vries die de vader is van mevrouw De Vries die een filiaal op een winstgevende manier managet? Of anders gezegd: hoeveel betaalde Unilever aan leraren en schoolmeesters die mevrouw De Vries de noodzakelijke kennis hebben bijgebracht?

En waarom is alles wat mevrouw De Vries in haar werktijd bedenkt, eigendom van Unilever? Dat is geen natuurlijk gegeven, maar een idee van John Locke. Wie loon aanvaardt, geeft zijn ideeën weg. Waarom is dat zo?

Mensen worden naakt geboren, maar de een komt ter wereld op een plek met goede scholen en rijke ouders, de ander op een plek zonder scholen, met kinderarbeid en ouders die door oorlog of hongersnood gescheiden zijn. Waarom is het eerste kind rijk en het tweede kind kansloos?

Bezit maakt beschavingen mogelijk en maakt het mogelijk dat sommige mensen meer bezit hebben dan andere. Verschillen zijn soms groot, soms klein, maar bestaan altijd. In het huidige systeem hebben degenen met veel vermogen een goed uitgangspunt om dat vermogen te vergroten, zodat kinderen met rijke ouders een grote kans hebben om zelf rijker te worden dan hun ouders. Is dat eerlijk?

Na de tijd van Joop den Uyl is de gelijkheid in de westerse wereld afgenomen. De politieke macht is meer en meer in handen gekomen van vermogende mensen die wetten maken die hun belangen beschermen. De macht van de financiële sector is zo groot geworden dat een sociaal-democratische politicus als Jeroen Dijsselbloem samen met christen-democraat Wolfgang Schäuble hun Griekse collega zo onder druk zetten dat die zich afvraagt waarom er nog verkiezingen zijn.7 Zoals vaker in de geschiedenis gaat het bezit naar de machtigen. De Grieken kijken werkloos toe.

Omdat bezit een hersenspinsel is en de wetten die bepalen hoe bezit moet worden verdeeld hersenspinsels zijn, is het mogelijk de hersenen anders te spinnen en dan verandert de verdeling van vermogen. Vermogen kan meer belast worden. Dat is het antwoord dat Piketty ons voorhoudt. Vervuiling zou meer belast kunnen worden. Dat zou passen bij het idee dat de aarde een ruimteschip is met een atmosfeer en een beperkte hoeveelheid grondstoffen.8

Volgens dat idee wordt al het bezit op aarde een leen. Niet zoals in de Middeleeuwen een leen van de koning, maar een leen van de ongeborenen. We leven op het land van degenen die na ons komen. We delven de grondstoffen van degenen die na ons komen en we vervuilen de aarde voor degenen die na ons komen. Ons wetboek zou dus moeten worden herschreven: eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een leen kan hebben (art. 1 lid 1 BW 5). En met de verandering van het woord ‘zaak’ in ‘leen’ krijgt de eigenaar er verantwoordelijkheid bij. Hij mag het kapotmaken, maar daarmee verarmt hij het leven van degenen die na hem komen.

Het is een uitgangspunt dat past bij een tijd waarin de mensheid de hele aarde heeft veroverd en je alleen kunt vluchten naar een plek waar andere mensen zijn. Een nieuw uitgangspunt in een tijd dat de macht van de mensheid over het leven op aarde zo groot is dat de mens verantwoordelijk is voor het voortbestaan van het leven van dieren en planten, van onszelf en van degenen die na ons komen. Door de ongelooflijke macht van de mensheid is het noodzakelijk om netjes met bezit om te gaan.

Ik ga dood. U, op uw tijd, ook. En dus is het logisch dat onze bezittingen een leen zijn. Geleend van onze nakomelingen. 

  • 1Amersfoort, J. van, W. Heinemeyer & H. van der Wusten, 1981. Een wereld van staten. Alphen aan de Rijn: Samsom.
  • 2Machiavelli, N., 2008 (1532). The Prince. East Bridgewater: Signature Press, p. 23.
  • 3Piketty, T., 2014. Kapitaal in de 21e eeuw. Amsterdam: De Bezige Bij.
  • 4Van Bavel, B., 2018. De onzichtbare hand. Amsterdam: Prometheus.
  • 5Harline, C., 2017. De wereld in wanorde. Nijmegen: Vantilt.
  • 6Mazzucato, M., 2013. The Entrepreneurial State: Debunking Public vs. Private Sector Myths. Londen: Anthem Press.
  • 7Varoufakis, Y., 2017. Adults in the Room: My Battle with Europe’s Deep Establishment. Londen: The Bodley Head.
  • 8Ockels, W., 2014. Happy energy: The movement for a sustainable Earth and Us. Humanity. Amsterdam.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.