In het strafrecht is een nieuw, eerlijk sociaal contract nodig. Naast de openbaar aanklager moet er een sociaal aanklager komen die als taak heeft het aandeel van de samenleving in iedere voorliggende zaak aan te tonen. Want criminaliteit is niet een individueel probleem maar een probleem van de samenleving.
Door: Rimmert Riedstra
Student sociologie en rechten aan de UvA en vrijwilliger bij het partijbureau van de PvdA
De term sociaal contract stamt uit een tijd waarin door filosofen het bestaansrecht van de staat werd onderzocht. Eén van deze contractfilosofen was Thomas Hobbes, die het bestaan van de staat verdedigde als noodzakelijk kwaad. Het leven zonder een soevereine macht zou volgens hem ‘solitary, poor, nasty, brutish and short’ zijn. Staatsmacht was dan wel iets vreselijks, als een gruwelijk zeemonster (Leviathan), toch moest de mensheid dat accepteren zo lang die ieders veiligheid garandeerde.
Ondanks zijn steunbetuiging aan een autoritaire bestuursvorm is Hobbes een van de belangrijkste voorstanders van een constitutionele staat, een staat gebonden aan voorwaarden door middel van een grondwet. Staatsrechtgeleerde Wim Voermans definieert het sociale contract als volgt in zijn recente boek over de Grondwet: ‘een geheel van afspraken dat een overheid maakt met haar burgers als basis van haar macht over de samenleving’.
Ontwikkeling van het sociaal contract
Tot aan de twintigste eeuw werd het sociaal contract verder uitgebouwd en kregen burgers niet alleen veiligheid maar ook vrijheid. Dit was echter vrijheid in negatieve zin, waarbij de overheid zich onttrekt van het leven van mensen. Vrijheid van meningsuiting, levensovertuiging en het recht op demonstratie zijn voorbeelden die nu onderdeel uitmaken van het klassieke deel van onze Grondwet, en daarmee ons sociaal contract.
In de twintigste eeuw groeide echter het besef dat vrijheid een andere kant kent. Met alleen een staat die zich niet betrekt op het leven van mensen ontstaat grote ongelijkheid door marktwerking en de geluksfactor van het leven. De staat ging zich bemoeien met ziekte, armoede, onwetendheid en ouderdom, de pijn van de mens en de samenleving. Burgers werden bij wet verzekerd tegen ziekte, ouderdom en invaliditeit en de overheid begon zich te mengen in onder meer huisvesting en onderwijs. Positieve vrijheid, waarbij de overheid haar burgers actief in staat stelt tot het vormgeven van hun eigen leven, werd onderdeel van het sociaal contract.
Het sociale contract beschrijft dus de volledige relatie tussen samenleving en overheid. De mate van vrijheid die de samenleving krijgt, de rechten en plichten en de veiligheid die het samenleven mogelijk maken. Die relatie verschilt per staat en verandert in de loop der tijd. Het huidige Nederlandse sociale contract is slechts een van de vele mogelijke manieren. Dat betekent dat we onze relatie met de overheid kritisch kunnen beschouwen, zoals ik in dit essay doe met een focus op het strafrecht.
Sociaal contract en het strafrecht
Een van de meest duidelijke momenten waarop een burger in contact komt met de overheid is in het strafrecht. De plicht om veiligheid te garanderen, die de overheid als taak kreeg van Hobbes, is vertaald in de oprichting van het Openbaar Ministerie. Schendt de burger een wet, dan is vervolging van die burger volgens de juridische werkelijkheid van algemeen belang. De overheid treedt in de persoon van de openbare aanklager namens de samenleving op tegen de burger.
De Franse socioloog Geoffroy de Lagasnerie onderzoekt in zijn boek Judge and Punish de relatie tussen burger en overheid in het strafrecht. Hij begint met de vraag wie verantwoordelijk is voor een strafbare daad. Het recht is daar helder over: de persoon die een strafbaar feit pleegt (artikel 47 Wetboek van Strafrecht). Dit juridische antwoord is echter niet de werkelijkheid, maar slechts een mogelijke vertaling daarvan. Het is de keuze voor een individualistisch beeld, waarbij sociale aspecten worden uitgesloten van enige invloed of aansprakelijkheid.
Dat blijkt ook uit De Lagasnerie’s analyse van verschillende rechtszaken. Hij beschrijft in zijn boek de dominante rol van psychologen en psychiaters in de rechtszaal. Hun rapporten en verklaringen schetsen een beeld van de persoonlijkheid van de verdachte. Persoonseigenschappen zoals beheersingsvermogen en zelfdiscipline kunnen worden meegewogen door rechters, net als een negatief of juist onredelijk positief zelfbeeld. Achter die beschrijvingen kunnen sociale invloeden schuilgaan. Sociologische verklaringen voor iemands zelfbeeld, agressie of een lage mate van zelfdiscipline worden echter structureel weggelaten. Ons sociale contract betekent in de rechtszaal dat de burger er helemaal alleen voor staat, als individu, ondanks alle sociale krachten die hem dagelijks vormen.
Het is opvallend hoe we spreken van een individualiserende samenleving, terwijl een van de meest levensbepalende onderdelen van onze relatie met de staat al eeuwen puur individueel is. Vraag je een sociaal-democraat naar een ideaal sociaal contract, dan zal die beginnen over solidariteit, het samen in samenleving als tegenwicht van het ieder voor zich. Maar waarom is dat samen er nooit geweest in de rechtszaal, of alleen maar in de vorm van ‘samen tegen één dader’? In een ideaal sociaal contract onderzoeken we het hele verhaal wanneer één van ons een wet overtreedt. Juist dan kijken we onze samenleving recht in de spiegel aan, en stellen we de vraag: welke verantwoordelijkheid dragen wij?
Sociologie en menselijk gedrag
Kijken we met een sociologische blik naar het gedrag van mensen, dan wordt de verantwoordelijkheid van het individu een stuk kleiner. Zo wordt iemands persoonlijkheid in relatie tot anderen gevormd, als een sociaal zelf. Socioloog Herbert Mead ontwikkelde een theorie die deze vorming van het sociale zelf verklaart. Met name in iemands kindertijd vindt socialisatie plaats, een proces waarin normen en waarden worden overgebracht. Het kind spiegelt volgens Mead alle handelingen aan een geïnternaliseerde versie van de meest belangrijke personen. Er is dus een soort interne dialoog tussen het zelf van het kind en de verbeelde varianten van de ouders, vrienden, docenten. Uitkomsten van die dialoog zijn antwoorden op wat goed en slecht is, wat mooi en lelijk is, wat er sociaal gezien door de beugel kan.
Dit proces is in de kindertijd het sterkst, maar speelt nog gedurende het hele leven. De geïnternaliseerde belangrijke personen kunnen wisselen door de tijd, maar de dialoog blijft. Dit is een van de redenen waarom de verantwoordelijkheid voor iemands daden verder reikt dan het individu.
De andere reden is het veelvoud aan machtsverhoudingen in de samenleving, dat leidt tot ongelijke kansen en uitkomsten, tot ongelijke levens op basis van sociale klasse, gender, nationaliteit, uiterlijk, opleidingsniveau en meer.
Verschillende theorieën leggen een verband tussen ongelijkheid en criminaliteit. Zo is er de Strain theory van Merton, die stelt dat sociaaleconomisch minderbedeelden sterke ontevredenheid en onmacht ervaren bij het zien van het succes dat zij missen. Die gevoelens kunnen leiden tot crimineel gedrag. Dat wordt bevestigd door de studie van Morgan Kelly: er is een aantoonbare sterke relatie tussen gewelddadige criminaliteit en ongelijkheid.
Een andere theorie koppelt ongelijkheid aan armoede. In gebieden met een hoge mate van ongelijkheid leven doorgaans meer mensen in armoede. Volgens de Social Disorganisation Theory van Shaw en McKay ontstaat criminaliteit op het moment dat sociale banden zwakker worden door factoren zoals armoede. Morgan Kelly bewijst in zijn onderzoek het gelijk van deze theorie, door het aantonen van een sterke relatie tussen armoede en eigendomsdelicten zoals diefstal en inbraak. Uit het model van De Courson en Nettle blijkt daarnaast dat straffen geen preventieve werking hebben voor mensen die onder de armoedegrens leven.
Over de mate van ongelijkheid schreef het Sociaal en Cultureel Planbureau het rapport Verschil in Nederland (2014). Het onderscheidt zes sociale groepen, waarvan de twee uitersten redelijk vaststaande sociale klassen zijn. De onderste klasse, het precariaat, strekt zich uit over generaties van mensen die deze sociale positie in de meeste gevallen bij geboorte overdragen. Het precariaat bestaat uit 15% van de bevolking en geeft het leven samen met de onzekere werkenden het laagste rapportcijfer: een 6,3 (precariaat) en 6,1 (onzekere werkenden, 14% van de bevolking). Daartegenover geeft de hoogste klasse, de gevestigde bovenlaag, het leven een 8,1.
Verantwoordelijkheidsspreiding
De samenleving draagt dus verantwoordelijkheid voor het bestaan van crimineel gedrag, via het in stand houden van sociaaleconomische ongelijkheid. Toch worden daders uitsluitend individueel aansprakelijk gesteld voor hun gedrag. Door de verantwoordelijkheid van de criminele gedraging bij de dader te leggen, wordt de samenleving vrijgepleit. Joan C. Tronto verwoordt dit treffend in haar boek Caring Democracy: ‘Het doel van het toewijzen van verantwoordelijkheid is niet alleen om de verantwoordelijke te binden aan bepaalde consequenties, maar ook om anderen te vrijwaren van die verantwoordelijkheid.’ Hieruit volgt dat pas als we de samenleving ook deels aansprakelijk stellen voor het bevorderen van criminaliteit, een deel van de verantwoordelijkheid bij de individuele dader kan worden weggenomen.
Dit zou kunnen door een nieuw soort openbare aanklager in het leven te roepen. Een aanklager die optreedt namens de samenleving, tegen de samenleving. Het is de taak van de sociale aanklager om het aandeel van de samenleving in iedere voorliggende zaak aan te tonen. Ze vormt de tegenhanger van de openbare aanklager die we al kennen, en daarom is het van belang dat deze taak niet door het Openbaar Ministerie wordt ingevuld. Een nieuw instituut is noodzakelijk.
Het is waar dat advocaten al de taak hebben om hun cliënt te verdedigen, bijvoorbeeld door diens verantwoordelijkheid te ontkrachten. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de samenleving hierin met sociale advocatuur een deel van haar schuld aan criminaliteit aflost. Maar de sociale advocatuur wordt al jaren uitgekleed en is slechts een mager gebaar. De minderbedeelde verdachte krijgt een gratis onderbetaalde advocaat, die vaak te weinig tijd heeft voor volledige en kwalitatieve bijstand.
Sociale ongelijkheid werkt daarmee door in het strafrecht: het vermogen van de verdachte is bepalend voor de tijd en kwaliteit van de verdediging. En dat terwijl de verantwoordelijkheid van de samenleving juist groter is naarmate de verdachte negatief is beïnvloed door sociale ongelijkheid. In de zaken waarbij het aanklagen van de samenleving dus het belangrijkst is, heeft de advocaat er de minste tijd voor.
Daarom hebben we een sociale aanklager nodig. Deze verkleint de verantwoordelijkheid van de dader, maar houdt het geheel binnen de context van het strafrecht. Terwijl het werk van de advocaat al klaar is als de verantwoordelijkheid (deels) ontkracht is, gaat de sociale aanklager verder door dat weggevallen deel toe te rekenen aan de samenleving. De inzet van een sociale aanklager is niet alleen rechtvaardig tegenover daders en de samenleving als geheel, het kan ook het besef vergroten dat iemands gedrag mede bepaald wordt door sociale context.
Door de verantwoordelijkheid voor criminaliteit eerlijk te verdelen tussen dader en samenleving, kan de wens tot verbetering groeien. In plaats van de enkele roep om harder te straffen zal de samenleving worden geconfronteerd met haar eigen aandeel, en zich helpend opstellen in plaats van oordelend. Dit is in lijn met het Social Connection Model van Iris Marion Young. Young stelt in dit model dat iedereen die bijdraagt aan onrechtvaardige structuren, de verantwoordelijkheid draagt om dat onrecht te stoppen. Door onze deelname aan een democratische samenleving, dragen wij allemaal verantwoordelijkheid voor maatschappelijke problematiek.
Het ideale sociale contract maakt criminaliteit tot wat het echt is: een spiegel van tekortkomingen van de samenleving. Niet één dader tegenover ons allemaal, maar samen tegenover de samenleving.
Lees ook de andere genomineerde essays voor de Banningprijs 2022
Barend Wind - Sociaal-democraat, hou je oog op de bal
Kristian Bakker - De samenleving als sociaal contract: van verhulling naar onthulling
Lian Heinhuis - De valse belofte van een nieuw contract