De Europese Unie streeft naar gelijkwaardigere relaties met grootmachten als India, Indonesië en verschillende landen op het Afrikaanse continent, maar dat streven wordt met de nodige scepsis bezien door die landen zelf. De praktijk is namelijk vaak anders. De EU zal moeten laten zien dat die gelijkwaardigheid haar menens is.

Ties Huis in ’t Veld
Internationaal secretaris PvdA

Een aantal maanden na de inval van Rusland in Oekraïne werd er in de Algemene Vergadering van de VN gestemd over een resolutie ter veroordeling van de Russische agressie. Alhoewel 143 landen voor de resolutie stemden, waren er ook tegenstemmers en hield een flink aantal landen zich afzijdig.  Tot deze laatste groep behoren India, Vietnam, Zuid-Afrika, Pakistan en de Democratische Republiek Congo.

En ondanks vele Westerse diplomatieke initiatieven in het afgelopen jaar, werd tijdens de Algemene Vergadering van dit dit jaar wederom duidelijk dat het gat tussen het Westen en het mondiale Zuiden allesbehalve is gedicht. De verklaring hiervoor is complex en verschilt per land. Zo is de huidige regering van Zuid-Afrika niet vergeten dat de Sovjet-Unie de strijd tegen Apartheid heeft gesteund en weet het door crises geteisterde Pakistan hoe belangrijk de goedkope Russische olie voor het land is. 

Toch heeft het er alle schijn van dat de verschillende beweegredenen ook een gemeenschappelijke deler hebben. Allereerst is het zo dat deze landen de oorlog in Oekraïne niet bezien vanuit een Europees standpunt. In 1961 richtten ruim 120 landen de zogenaamde Beweging van Niet-Gebonden Landen op: landen op het zuidelijk halfrond die vroeger – vrij respectloos – de ‘Derde Wereld’ werden genoemd en tegenwoordig het ‘mondiale Zuiden’ vormen. Ondanks grote onderlinge verschillen deelden ze de wens om eigen keuzes te maken en zich niet door de machtsblokken Verenigde Staten en Sovjet-Unie in een kamp te laten wegzetten.

Terwijl er zestig jaar later nog altijd een strijd tussen twee grootmachten gaande is – ditmaal tussen de VS en China – is deze behoefte onverminderd groot gebleven. Daarbij zien we steeds vaker dat BRICS-landen – die in het nieuwe jaar worden uitgebreid met zes nieuwe leden – een zelfstandige positie innemen op het wereldtoneel. Het is tekenend dat ook democratieën India en Brazilië op het vinkentouw zijn gaan zitten. Zij kiezen geen kant in het conflict en kijken per keer in welk kamp het meest te halen valt.

Daarnaast mogen de wereldwijde consequenties van de oorlog in Oekraïne niet worden onderschat. Zo kregen meerdere landen in het Midden-Oosten en in Noord- en Oost-Afrika door de gestegen prijzen te maken met een voedselzekerheidscrisis. Volgens de VN hebben dit jaar maar liefst 750 miljoen mensen te weinig te eten. 

Tot de blanco stemmers behoorden ook landen die principieel tegen sancties zeggen te zijn.  Zij voelen er om die reden niet voor om in navolging van het Westen sancties tegen Rusland in te voeren. Fijntjes wordt eraan toegevoegd dat het Westen ten opzichte van andere conflicten nogal eens met twee maten meet. Waar Europese leiders spreken over de oorlog in Oekraïne als een historisch kantelpunt, kampen collega’s op andere continenten al decennialang met conflicten met vaak niet minder verstrekkende gevolgen. Of zoals een Palestijnse diplomaat het onlangs treffend verwoordde: ‘Verwachten dat de hele wereld naar de Europese pijpen danst als Europa zelf ook eens een conflict heeft, is zo verdomde arrogant.’ 

De geloofwaardigheid van de EU raakt door dit alles aangetast. Een van de krachten van het Europese project is altijd de zogenaamde ‘soft power’ geweest: het vermogen macht uit te oefenen door middel van waarden als democratie en mensenrechten. Europa als wenkend perspectief. Maar wie een blik werpt op de huidige EU moet al snel concluderen dat deze waarden op tal van vlakken onder druk staan. Dit is niet alleen intern het geval in Hongarije en Polen, maar ook in het Europese buitenlandbeleid.

Een recent voorbeeld hiervan zijn de afspraken met de Tunesische autocratische president Saied. In ruil voor het tegenhouden van migranten krijgt het land dat kampt met economische malaise uitgebreide financiële steun. Afrikaanse migranten worden door de Tunesische autoriteiten opgejaagd en gedumpt in de woestijn aan de grens met Libië. Ondanks deze misstanden is een serieus gesprek over mensenrechten nooit gevoerd, ook niet door demissionair premier Rutte die een sleutelrol speelde in de totstandkoming van de Tunesië-deal.

De Europese omgang met vluchtelingen en migranten tast het beeld aan dat mensen in landen van het mondiale Zuiden over de EU hebben.  Waar Oekraïense vluchtelingen een warm welkom kregen in Europese samenlevingen, worden er met het jaar meer hekken gebouwd om mensen uit het Midden-Oosten en Afrika buiten te houden.

Ook het ontbreken van een goede verdeling over de wereld van coronavaccins heeft Europa niet een in goed daglicht gezet. Uit onderzoek van Rosa Balfour en Marta Martinelli onder een groep Ethiopiërs blijkt dat zij geschokt waren dat in welvarende landen al gesproken werd over boosters, terwijl veel Afrikanen nog wachtten op hun eerste vaccin. Deze voorbeelden laten volgens de onderzoekers zien dat het geen wonder is dat de EU weinig loyale vrienden heeft in het mondiale Zuiden. 

Oude machtsstructuren

Waar het bovenal aan schort zijn hervormingen van het multilaterale systeem.  Veel van de huidige multilaterale organisaties zijn gevormd tijdens de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. De geringe invloed van landen in het mondiale Zuiden, waarvan een deel nog onder koloniaal bewind stond, en de dominantie van het Westen in die tijd vinden nog steeds hun weerspiegeling in de machtsstructuren van organisaties als de VN en internationale financiële instellingen.

Het voorbeeld van de VN-Veiligheidsraad is tekenend. Terwijl de landen uit het mondiale Zuiden twee derde van het totale aantal VN-lidstaten vormen, is geen van deze landen in dit hoogste orgaan vertegenwoordigd. Terecht geven Afrikaanse leiders aan dat dit ‘historisch onrechtvaardig’ is. 

Een ander groot probleem waar landen in het mondiale Zuiden mee kampen is het gebrek aan fondsen. Het is inmiddels duidelijk dat internationale financiële instellingen als het IMF en de Wereldbank simpelweg niet genoeg kapitaal (kunnen) vrijmaken om aan de wereldwijde vraag te voldoen. De investeringskloof tussen het Westen en de rest van de wereld neemt alleen maar toe, naar schatting met € 1,3 biljoen per jaar.  Dit betekent dat landen niet kunnen investeren in zaken die essentieel zijn om hun economieën verder te ontwikkelen, zoals spoorwegen, glasvezelkabels en wegen. 

En dan is nog niets gezegd over de grootste uitdaging van deze tijd: klimaatverandering. Juist de landen die het minst hebben bijgedragen aan de opwarming van de aarde ervaren nu al de meest desastreuze effecten ervan. Droogte, orkanen en overstromingen komen steeds vaker voor, met mislukte oogsten en moeilijkheden om gewassen te verbouwen tot gevolg.

Om deze effecten enigszins op te kunnen vangen zijn miljarden nodig voor adaptatie; geld dat landen die kampen met een grote schuldenlast niet hebben, ook niet omdat deze landen te maken hebben met rentes die tot acht keer hoger zijn dan bij ons.  Sommige Afrikaanse landen zijn gedwongen meer te betalen aan hun schuldeisers dan dat ze aan gezondheidszorg kunnen besteden, laat staan aan klimaatprojecten.  Van de 52 landen die op het randje van faillissement verkeren, staat de meerderheid ook in het rijtje met landen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering.

Geopolitieke concurrentie

China doet er intussen alles aan de banden met het mondiale Zuiden aan te halen. Zo kwam Beijing met de oprichting van de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (AIIB) als alternatief voor de Wereldbank en lanceerde het de Nieuwe Zijderoute. Sinds 2013 heeft het land met zo’n 138 landen memoranda van overeenstemming getekend. 

De Chinese focus ligt op de financiering van infrastructuurprojecten. Tussen 2000 en 2020 werd alleen al in Afrika maar liefst $ 160 biljoen aan dergelijke projecten besteed.  Niet alleen de effectiviteit waarmee projecten worden gerealiseerd valt op, maar ook de snelheid waarmee China leningen en investeringen verstrekt. ‘Als ik China vraag om een weg te bouwen, rijd ik erop in de tijd dat het de Wereldbank kost om een lening goed te keuren’, liet recentelijk een Afrikaanse leider zich ontvallen.

Een ander groot verschil met de Westerse aanpak zijn de voorwaarden die worden gesteld bij handel, investeringen of ontwikkelingssamenwerking. Zo stelt de EU net als de VS als eis dat landen hiervoor hun financiën op orde krijgen of voldoen aan normen van ‘good governance’. Terwijl China volgens het principe van non-interventie zegt zich niet te mengen in de politieke aangelegenheden van landen. Dit verklaart voor een groot deel de Chinese populariteit in sommige zuidelijke landen. Met name voor dictatoriale regimes biedt Beijing een uitweg voor ‘lastige’ Europese kritiek op corruptie en mensenrechtenschendingen.

Deze kritiek komt vanzelfsprekend ook niet van Rusland, dat zich op het Afrikaanse continent vooral richt op veiligheid, of het gebrek daaraan. Zo spint president Poetin garen bij de instabiliteit die in een aantal regio’s heerst op het Afrikaanse continent. Niet alleen door massaal wapens te leveren – Rusland is de grootste wapenverstrekker in Sub-Sahara-Afrika  – maar ook door de plaatsing van troepen zelf.

Neem de situatie in West-Afrika. Waar het Frankrijk samen met andere Europese landen niet is gelukt terreur terug te dringen, belooft de Wagner-groep orde op zaken te stellen. Na verwerpelijke dealtjes met leiders in Mali, Libië en de Centraal-Afrikaanse Republiek dreigt Rusland nu ook voet aan de grond te krijgen in Niger, waar een militaire junta deze zomer de democratisch verkozen president Bazoum afzette.

Een Europese agenda voor het mondiale Zuiden

Dat de noodzaak tot betere relaties met het mondiale Zuiden is ingedaald bij Europese leiders bleek afgelopen februari tijdens de jaarlijkse internationale veiligheidsconferentie in München. ‘Ik ben onder de indruk hoezeer we het vertrouwen van het mondiale Zuiden verliezen’, zei de Franse President Macron in een toespraak. De Duitse Bondskanselier Scholz sprak over een ‘laatste kans’ om landen in Zuid-Amerika, Azië en Afrika ervan te overtuigen dat de internationale orde ook hun mogelijkheden biedt. 

Om deze laatste kans te benutten zullen Europese leiders snel met een strategie moeten komen. De EU heeft een eerste goede stap gezet met de lancering van het Global Gateway-project, waarbij de komende jaren maar liefst € 300 mrd – ook met behulp van de private sector - wordt geïnvesteerd in landen in Azië, Zuid-Amerika en Afrika. Dat dit het eigen belang dient is helder, maar succes is alleen gegarandeerd als ook de partnerlanden in voldoende mate van deze investeringen profiteren.

De EU kiest met het Global Gateway-project voor een brede aanpak door te investeren in zaken als schone energie, gezondheidszorg en de digitale transitie met de blik gericht op kennisoverdracht en innovatie. Hierdoor kunnen landen in de toekomst bijvoorbeeld hun eigen vaccins produceren. Gedacht wordt ook aan ruimere mogelijkheden om in Europese landen te studeren of te werken in specifieke sectoren.

Als de EU deze beloften weet waar te maken, biedt dat een goede kans om nieuwe partnerschappen aan te gaan. Zeker omdat de Chinese aanpak wordt gekenmerkt door misstanden, zoals de grootschalige schending van werknemersrechten, milieuschade  en het verlies van zeggenschap van het ontvangende land over de aangelegde infrastructuur als leningen niet kunnen worden afgelost. 

Een andere opsteker is de oprichting van het klimaatschadefonds tijdens de COP in Egypte vorig jaar, waarop landen die kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering een beroep kunnen doen. De Pakistaanse minister van klimaatverandering Sherry Reman sprak na dertig jaar van onderhandelingen van een ‘historisch’ besluit. 

Van het vorige fonds voor klimaatsteun is echter weinig terechtgekomen, concludeerde Oxfam Novib onlangs.  Van de beloofde $ 100 mrd werd er tot 2020 zo’n $ 83 mrd opgehaald, waarvan slechts een kwart bestond uit giften. Of het nieuwe opgerichte klimaatschadefonds daadwerkelijk kan bijdragen aan het herstel van vertrouwen tussen het Westen en het mondiale Zuiden hangt dan ook af van de vraag of het Westen deze keer wel zijn toezeggingen nakomt.

Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat de koloniale geschiedenis voor veel inwoners van het mondiale Zuiden nog springlevend is. Deze geschiedenis onder ogen zien – zoals het Nederlandse kabinet onlangs heeft gedaan met excuses voor het slavernijverleden – kan bijdragen aan betere verhoudingen. Maar belangrijker is dat Europese landen daadwerkelijk actie ondernemen tegen de scheve machtsverhoudingen die de wereld van vandaag nog altijd kenmerken. Dit kunnen zij doen door werk te maken van hervormingen in het multilateraal systeem, zodat er niet over maar mét het mondiale Zuiden wordt gepraat.

Dit blijft helaas weerbarstig binnen de Verenigde Naties, waar tot nu toe de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad geen overeenstemming hebben bereikt over hervormingen in deze richting. Wat betreft hervormingen van de internationale financiële instellingen kunnen op korte termijn daarentegen wél stappen worden gezet. Zo heeft VN-chef António Guterres concrete plannen gepresenteerd om werk te maken van forse schuldverlichting en lagere rentes voor landen in nood en een eerlijkere verdeling van zogenaamde speciale trekkingsrechten - een soort internationale reservemunt waarvan met name Westerse landen disproportioneel profiteren.

Een andere illustratie van de onrechtvaardigere economische verhoudingen is het optreden van multinationals die de wereldhandel in voedsel domineren en die nog altijd zonder veel tegenstand Westerse overproductie op de Afrikaanse markt kunnen dumpen. Het agro-industrieel concern Gargill – in 2019 bestempeld als ‘slechtste bedrijf in de wereld’  - is een voorbeeld van een multinational die zich hier in het verleden ook schuldig aan heeft gemaakt.  Met behulp van brievenbusfirma’s in Nederland en Luxembourg betaalt het concern ook nog eens nauwelijks belasting. 

Deze vorm van ongelijkheid dreigen we ook terug te zien in de strijd om de kritieke grondstoffen van de eenentwintigste eeuw, zoals de metalen kobalt, lithium en neodymium die nodig zijn voor de energietransitie. Buitenlandse bedrijven gaan in landen als de Democratische Republiek Congo massaal de concurrentiestrijd aan om grondstoffen uit het land te halen, zonder dat de lokale bevolking hiervan profiteert. Om een nieuwe, ordinaire ‘scramble for Africa’ te voorkomen zullen hun belangen in de toekomst wel serieus moeten worden genomen.

Gelijkwaardigheid waarmaken

Juist in een wereld waarin harde geopolitieke belangen domineren, zijn voor de EU nieuwe partnerschappen met landen in het mondiale Zuiden van groot belang. Betekent dit dat we voortaan gesprekken over mensenrechtenschendingen achterwegen moeten laten? Absoluut niet. Sociaal-democraten zijn niet wars van de harde internationale werkelijkheid, maar blijven altijd op zoek naar mogelijkheden om mensenrechten en democratie te bevorderen. Ook als dit soms ten koste gaat van de koopman.

Zeker in situaties waarin de EU met drukmiddelen effectief het verschil kan maken, moeten we solidair zijn met mensen die elders in de knel komen. Gelijkwaardigheid in relaties betekent immers niet dat landen die het Handvest van de VN hebben ondertekend hier niet op mogen worden aangesproken. De EU zal dan wel haar eigen trackrecord op orde moeten krijgen. Dit vergt vroegtijdig en resoluut ingrijpen van de Europese Commissie als landen net als Hongarije dreigen af te glijden. Alleen door zelf het goede voorbeeld te geven kan de EU immers geloofwaardig democratische krachten in de wereld blijven ondersteunen.

En hoe essentieel de steun aan Oekraïne ook is, het is zaak dat Europese leiders oog blijven houden voor de grote uitdagingen waar landen in de rest van de wereld mee kampen. In dit licht is het belangrijk de ontwikkelingen omtrent de Europese ‘Global Gateway’ in de gaten te houden.

Voor het Europees Parlement in zowel de huidige als de nieuwe samenstelling na de verkiezingen, is er de belangrijke taak weggelegd te controleren dat de toezeggingen worden nagekomen en er concreet  werk wordt gemaakt van daadwerkelijke ‘win-win’ partnerschappen. Met de groeiende invloed van China kan een serieuze agenda hiervoor niet nog een jaar op zich laten wachten.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.