Als de PvdA de afgelopen zeventig jaar iets tot traditie heeft gemaakt, is het wel heimwee naar de gloriedagen, onvrede over de huidige koers en pessimisme over de toekomst. Drees, Den Uyl en Schaefer — daarna was het niet veel soeps. Jammer, want juist nu liggen er kansen: het einde van het neoliberale tijdperk lijkt nabij en met ijzersterke burgemeesters kan de sociaal-democratie op lokaal niveau worden uitgedragen.
Het initiatief voor Zeventig jaar Partij van de Arbeid kwam uit de wetenschap, niet de partij. Het is een compliment voor de partij dat toch de helft van de auteurs bestaat uit actieve partijleden: weinig partijen kunnen zoveel expertise bijeenbrengen. De kracht van het boek is het overzicht dat het biedt vanuit telkens wisselend perspectief.
Een relativerende beschouwing over de meningsverschillen binnen de partij (Koole, Den Ridder, Van Holsteyn) leert dat de partij zelden echte vleugels heeft gekend — wat meteen ook deels verklaart waarom de partijelite zo makkelijk de partij disciplineert in dienst van een rol in de regering.
Een mooi geschreven overzicht van de ideologische posities (Becker) toont dat het probleem niet zozeer het ontbreken van ‘ideologische veren’ is — een gesloten ideologie was er nooit — maar de afwezigheid van een ‘herkenbaar en bindend perspectief’. Origineel voor een boek als dit is de nadruk op het wethouderssocialisme (Nieuwenhuijsen) dat voor de partij van essentieel belang is geweest; het zet je aan het nadenken over de huidige paradox van decentralisatie van taken versus enorme concentratie op nationale politiek bij partijleiding en media.