Denise Holtkamp over haar zoon Thomas

‘Thomas is geboren in 1985. Zijn jeugd verliep vrij normaal, tot de puberteit. Zijn vader en ik zijn toen gescheiden en hij is vertrokken en heeft nooit meer naar Thomas omgekeken. Dat heeft hem enorm pijn gedaan. Toen begonnen de problemen op school en met drugsgebruik.

Ik heb hem op een gegeven moment uit huis moeten zetten. Hij heeft een tijdje gezworven. De problemen hielden daarmee niet op, maar het gebeurde niet meer in ons huis. Ook hebben wij altijd een vorm van contact met hem gehouden, en als het kon, hulp geboden. Ik heb het hier over een perioden van een jaar of tien. Ook heb ik altijd een beroep gedaan op de hulpverlening, maar dat was niet effectief. Op een gegeven moment heeft hij in een psychose iets onmogelijks gedaan. De rechter heeft hem daarvoor gevangenisstraf en verplichte behandeling opgelegd.

Uiteindelijk is hij opgenomen in de forensische kliniek. Daar heeft hij twee jaar verbleven en is hij ook gediagnosticeerd en op medicatie gezet. Het was een goede tijd. Die hele strakke structuur die daar was, werkte voor hem. Ik had mijn zoon maar ook mijn eigen leven weer terug.

Vervolgens ging hij naar een beschermde woonvorm die niet voldoende bescherming bood voor een complexe patiënt zoals Thomas. Er was wel controle ook op de medicatie, maar vanaf acht uur ’s avonds was er niemand aanwezig om op te letten. Een snelweg naar gebruik was het. Uiteindelijk is hij daar weggestuurd.

Van de ene op de andere dag was hij dakloos. Wij hebben hem een halfjaar lang op een stretcher op onze zolder laten slapen. Daarna kon hij via de woningbouwvereniging een flatje huren. Met hulp van vrienden en familie hebben we zijn huis ingericht. Ik heb via de Wmo een voorziening aangevraagd, zodat hij hulp kreeg in de huishouding. Hij ging weer naar de Brijder (verslavingszorg), en hij had dagbesteding bij Actief Talent.

Er volgden hele moeilijke jaren. Tijdens de coronatijd heeft hij een periode gehad dat hij heel ziek was. Dat uitte zich in een vorm van catatonie. Toen zat hij drie of vier weken hier in ons huis op de bank. Ik heb natuurlijk voortdurend aan de bel getrokken, want hij blijft cliënt bij de GGZ. Uiteindelijk is hij ook opgenomen in de kliniek, maar zo’n opname duurt maar kort, twee à drie weken.

In 2022, net na corona, raakte hij opnieuw dakloos. Er was veel overlast voor de buurt, ook door iedereen die bij hem langskwam. Hij raakte enorm verward, was geïsoleerd en de zaak escaleerde. Hij is toen van het dak van de flat gehaald.

Rond die tijd werd ook zijn indicatie voor langdurige zorg afgegeven. Hij heeft Wlz 3. Voor de GGZ is dat de max. Hij hoort de hele dag stemmen, heeft wanen. Hij leeft in een enorme angst. In feite is hij een kind van zeven – zo is hij ook gediagnosticeerd.

Wij konden hem niet meer in huis nemen, dat ging gewoon niet. Hij kon wel direct terecht bij de nachtopvang. Daar is een heel streng regime. Thomas zei: “Mam, het is net een gevangenis.” Gebruik wordt er absoluut niet getolereerd. Die structuur werkte voor hem goed. Maar het was wel heel droevig want je wordt opgejaagd. Je moet om acht uur opstaan, om negen uur moet je wegwezen, en om zes uur s avonds mag je je weer melden. Overdag zat hij bij de inloop van Parnassia. De voorziening op zich is goed: er wordt gekookt, het is er warm, ze kunnen er douchen, ze kunnen hun was doen, maar zo ga je niet om met een ernstige psychiatrische patiënt. Die hoort opgenomen en langdurig behandeld te worden.

Binnen de GGZ heerst de doctrine: beter worden doe je thuis en alles is op te lossen met ambulante zorgverleners die rondrijden en de patiënten bezoeken. Maar ‘beter worden doe je thuis’ gaat voor deze mensen niet op. Deze mensen worden op deze manier aan hun lot overgelaten. Ik zie mijn zoon sterven.

Ik heb een enorme strijd gevoerd met de GGZ. De GGZ wilde ook geen dossier houder zijn nadat de Wlz-indicatie was afgegeven. Uiteindelijk hebben ze daar wel mee ingestemd, en toen is hij geplaatst in een sociaal pension van het Leger des Heils, bij Huis en Haard hier in Alkmaar. Daar werken hele lieve en betrokken mensen, maar zij kunnen in feit niet de hulp bieden die hij nodig heeft.

Sinds hij daar woont is hij al vijf keer in een ernstige crisis geraakt, zodanig dat hij op de eerste hulp terechtkwam. Er wonen allemaal mensen die verslaafd zijn, het leven van die bewoners is opgebouwd rond gebruik. Voor Thomas is het fataal.

Momenteel is de GGZ zo pissig op mij, omdat ik me verzet, dat ik geen enkele informatie meer krijg over de behandeling, alles moet lopen via een mentor. Ook een van die keren dat Thomas op de eerste hulp terechtkwam, kreeg ik geen informatie. Die middag was hij ook al opgepakt door de politie omdat hij bij ons aan de deur was geweest om geld te eisen. De politie had de crisisdienst van de GGZ gebeld. Die heeft hem gezien, maar stelde hem voor de keus: of opname, of naar huis met een kalmerend middel. Die avond is hij door medewerkers van Huis en Haard op zijn kamer in bewusteloze toestand gevonden, nadat hij zichzelf ernstig had verwond.

Ik hoorde dat achteraf allemaal pas. Bij Huis en Haard zeiden ze toen ik vroeg hoe het met hem ging: “Wij mogen u niets vertellen, maar we hebben hem naar de eerste hulp gebracht.” De arts op de eerste hulp zei dat ze niets met mij mocht delen.

De psychiater van het wijkteam van de GGZ zei tegen me: “U kunt nu eenmaal niet opbrengen wat ouders opbrengen met een kind met ernstige kanker. Namelijk loslaten en accepteren dat hij steeds verder afglijdt.” In mijn ogen een bizarre opmerking voor een arts die de eed heeft afgelegd “to do no harm”.

Je zou ook kunnen zeggen: voor deze mensen gaan wij zorgen. Want het budget is er om hem zorg te bieden, om hem een zinvolle dagbesteding te geven en te helpen beter te leven met die verslaving. Maar de GGZ zegt: “Hij werkt niet mee, hij moet eerst van zijn verslaving af.” De Brijder zegt: “Wij kunnen niets als hij zo weerspannig is en die stemmen hoort, dat verstoort de behandeling van onze andere cliënten.” Die wijst weer naar de GGZ. Maar mijn zoon heeft het recht op passende zorg en hulp. Dat is een Mensenrecht. Mijn zoon wordt opgejaagd als een wild dier. Dat is de zorg voor complexe psychiatrische patiënten in ons land.

Wij proberen, ondanks alle moeilijkheden, hem te laten weten dat wij hem niet opgeven, hij is een mens. Hij is mijn zoon is en wij geven om hem.’

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.