Klimaatbeleid kan, als we dat goed aanpakken, het leven van veel mensen beter maken. Subsidieregelingen en duurzaamheidsleningen moeten dan op korte termijn wel ook toegankelijk worden voor lagere en middeninkomens, huiseigenaren moeten veel meer ontzorgd worden en werkenden die in de knel komen moeten zeker zijn dat ze geholpen worden.
Door: Joris Thijssen
Tweede Kamerlid voor de PvdA
Het besef dat we een enorm klimaatprobleem hebben, en dat we dit alleen gezamenlijk kunnen oplossen, is nog onvoldoende doorgedrongen in Nederland. Veel van wat in Den Haag wordt bedacht, blijft onzichtbaar. De meeste mensen hebben geen idee wat er aan de klimaattafels gebeurt. Ook in veel gemeenten komt de energietransitie maar moeizaam van de grond. Dat komt deels doordat veel taken zoals het verduurzamen van woningen weliswaar bij de gemeenten zijn belegd, maar zij niet de middelen hebben gekregen die nodig zijn voor de uitvoering hiervan. Op individueel niveau zijn veel mensen weliswaar aan de slag gegaan met zonnepanelen en de isolatie van hun huis, maar heel veel anderen zijn hier niet zo mee bezig, hebben geen idee hoe ze de verduurzaming van hun woning moeten aanpakken, of wonen in een huurhuis waar ze niet zomaar zelf aan kunnen klussen.
Het is hoog tijd dat we de klimaatnoodtoestand uitroepen. Laat een klimaatminister, samen met de premier, elke maand een persconferentie geven over de stand van ons klimaatbeleid. Daarmee zou het gevoel van urgentie van het klimaatprobleem enorm toenemen. Als mensen zien dat Shell wordt aangepakt, dat een bedrijf als Tata omgaat, dat boeren begeleid worden hun bedrijf natuurinclusief te maken, dan zullen ze ook eerder bereid zijn zelf actie te ondernemen als aan ze gevraagd wordt zonnepanelen op hun dak te leggen, de zolder te isoleren en de oude tweedehands fossiele auto weg te doen.[1]
Het klimaatbeleid grijpt in op alle aspecten van het dagelijkse leven; het heeft te maken met je huis, met je auto, met je baan en met je omgeving. Mensen moeten zich al die veranderingen natuurlijk wel kunnen veroorloven. Het helpt ook als ze er beter van worden in plaats van slechter. Als we dit slim en eerlijk doen, wordt deze transitie voor iedereen een verandering ten goede. Dan woont iedereen straks in een huis dat goed geïsoleerd en goed geventileerd is. Dat is heel comfortabel en veel gezonder dan die tochtwoningen. En dan is iedereen minder kwijt aan stookkosten.
Zonder sociaal beleid faalt het klimaatbeleid, stelde Pieter Leroy in het vorige nummer van S&D. Dat is zonder meer waar. Het is cruciaal dat we bij onze inspanningen de klimaatdoelen van Parijs te halen het sociale beleid nooit laten ondersneeuwen. Het is geen optie, niet alleen vanuit sociaal oogpunt, maar ook vanuit klimaatoogpunt, om de kwetsbaarste groepen achter te laten in slechte huizen met een torenhoge energierekening. De CO2-uitstoot zal voor iedereen uiteindelijk terug moeten naar nul.
We staan dus voor een enorme collectieve opgave. Het kan daarbij niet zo zijn dat, zoals nu gebeurt, grote bedrijven die heel veel energie verbruiken nauwelijks energiebelasting betalen, terwijl zzp’ers, het midden- en kleinbedrijf en burgers wel het volle pond betalen. Dat is onrechtvaardig en inefficiënt. De industrie veroorzaakt nu 30% van de CO2-uitstoot in Nederland.
Als we de industrie laten betalen voor hun vervuiling slaan we twee vliegen in één klap: we dwingen de industrie minder te vervuilen, en we creëren de financiële slagkracht om het leven van mensen met lagere en middeninkomens beter te maken door middel van klimaatbeleid. In dit artikel wil ik vooral ingaan op manieren om dat laatste te bereiken: het dagelijks leven van iedereen in Nederland beter maken door middel van een sociaal klimaatbeleid.
Uiteindelijk verdienen de meeste maatregelen die we moeten nemen zichzelf op termijn terug. Maar mensen die zich nu geen elektrische auto, geen goed geïsoleerd huis en geen warmtepomp kunnen veroorloven, moeten bij deze investeringen geholpen worden. Het is overigens niet alleen een kwestie van slimme en eerlijke financiële regelingen en subsidies bedenken. Net zo belangrijk is het dat burgers hierbij ontzorgd worden, dat ze gehoord worden, en dat het beleid ook weer wordt aangepast als maatregelen in de praktijk niet goed blijken te werken of oneerlijk uitpakken.
Onze woning
Om de klimaatdoelstellingen te halen moeten alle huizen in Nederland binnen twintig à vijfentwintig jaar verduurzaamd zijn. Dat is een enorme opgave. Nederland heeft ruim 3 miljoen huurwoningen, waarvan zo’n 2,2 miljoen woningen in het bezit van woningcorporaties zijn. Het hoofd van de brancheorganisatie van woningcorporaties AEDES, Martin van Rijn, heeft al toegezegd dat het binnen deze termijn lukt al deze woningen te verduurzamen – de plannen liggen klaar – mits daar geld voor beschikbaar komt.[2] Dit kan onder andere door de verhuurdersheffing af te schaffen. Dat zou een enorme verbetering betekenen in het leven van al die huurders, die daardoor ook nog eens minder geld kwijt zijn aan stookkosten.
De eigenaren van de viereneenhalf miljoen koopwoningen in Nederland zullen zelf actie moeten ondernemen om hun huis te verduurzamen. Als iedereen die zijn huis verduurzaamt daardoor ook meteen geld overhoudt, werkt dat natuurlijk enorm stimulerend. Dan hebben mensen én een comfortabel huis, én ze dragen bij aan de energietransitie, én ze worden er financieel beter van.
Per huis zal dit gemiddeld een investering vergen van € 15.000 en € 30.000.[3] De bestaande subsidieregeling (ISDE-subsidie) en financieringsmogelijkheid (via het Warmtefonds) werken op dit moment goed voor degenen die dit bedrag vaak ook zelf wel kunnen ophoesten, maar zijn onbereikbaar voor minder draagkrachtige huishoudens. Een probleem met de huidige lening van het Warmtefonds is dat deze niet voor iedereen toegankelijk is: heb je een wat lager inkomen, een BKR-registratie of ben je in de zeventig, dan word je al snel afgewezen. Dit moet zo snel mogelijk veranderen. Het Warmtefonds moet zo snel mogelijk toegankelijk gemaakt worden voor zoveel mogelijk mensen.
Nu is het bovendien nog zo dat een lening van het Warmtefonds een looptijd van maximaal twintig jaar heeft. Dat moet dertig jaar worden want dat drukt de maandlasten. En de rente die over de lening betaald wordt moet omlaag naar bijna 0 om te zorgen dat het mensen per direct lagere maandlasten hebben door de verduurzaming van hun huis. Die rente is nu nog – afhankelijk van de aflossingsduur - tussen de 1,5% en 1,8%.
Het probleem met de ISDE-subsidieregeling is dat deze ingewikkeld is, en dat deze nu nog veel vaker gebruikt wordt door mensen met hogere dan mensen met lagere inkomens.[4] Mensen kunnen via deze subsidie achteraf 30% van de kosten terugkrijgen bij de aanschaf van een zonneboiler, een warmtepomp, aansluiting op het warmtenet of isolatiemaatregelen als ze minimaal twee van deze verduurzamende maatregelen tegelijk nemen. Zonnepanelen tellen daarvoor dan weer niet mee. Bovendien moeten woningeigenaren het hele bedrag eerst zelf voorschieten, wat natuurlijk niet lukt als je dat geld niet hebt. De aanvraagformulieren ogen ingewikkeld, en pas achteraf heb je zekerheid of je aan alle voorwaarden hebt voldaan en of je die 30% van de kosten ook daadwerkelijk terugkrijgt. Dat is een financieel pokerspel dat mensen met weinig zekerheid liever niet spelen.
Voor woningeigenaren is deze verduurzamingsoperatie daarnaast niet alleen een financiële, maar ook een organisatorische uitdaging. Ook voor degenen die wel zelf voldoende financiële middelen beschikbaar hebben, kan het duurzaam maken van een woning lastig zijn. Is de aannemer betrouwbaar? Is het nodig een vergunning aan te vragen bij de gemeente, en hoe werkt dat? Hoe maak je afspraken met de buren, met wie je al dan niet samen in een vereniging van eigenaren zit? En maakt het uit of je eerst het dak isoleert, en daarna pas de muren en de vloer? Als je dan allemaal geregeld hebt, dan heb je ook nog al die werklui over de vloer, en kan er van alles tegen zitten. Het verduurzamen van een woning is een hele klus.
Gemeenten zouden burgers hierbij veel beter kunnen ondersteunen en ontzorgen. Dit kunnen ze doen door hen te helpen bij het aanvragen van die subsidies en leningen. Ook is het belangrijk dat ze woningeigenaren samenbrengen, voorlichting verzorgen voor verenigingen van eigenaren, netwerken ondersteunen van lokale vakmensen et cetera.
Het zou daarnaast goed zijn als er veel meer bedrijven komen die een volledig verduurzamingspakket aanbieden dat in twee of drie weken uitgevoerd kan worden en waarvoor woningeigenaren bij wijze van spreken maar één handtekening hoeven te zetten. Het moet veel makkelijker worden allemaal. Dit soort ondernemers zijn er wel al, maar nog lang niet genoeg. De rijksoverheid kan dit stimuleren, onder andere door een kwaliteitskeurmerk in te stellen, en door garant te staan voor de kwaliteit van die aannemers. Dit is zo’n grote operatie, dit moeten we collectief aanpakken. De tijd van de markt en van vrijblijvendheid is voorbij.
Energie-armoede
Het isoleren van alle woningen in Nederland duurt decennia, maar de gasprijzen schieten nu al omhoog. Dat is natuurlijk een urgent probleem voor de half miljoen mensen die nu in energiearmoede leven; zij kunnen niet twintig jaar wachten tot hun energierekening eindelijk omlaag gaat. Om huishoudens en het midden- en kleinbedrijf te compenseren voor de stijgende gasprijzen heeft het demissionaire kabinet nu € 3,4 mrd uitgetrokken, maar dat wordt op een heel ongerichte manier uitgegeven. De belasting per aansluiting gaat omlaag, net als de belasting op energie. Een gemiddeld huishouden krijgt hierdoor € 430 compensatie. Dat is een mooie meevaller voor miljoenen huishoudens die dat geld niet per se nodig hebben, maar de huishoudens met energiearmoede hebben hier maar in heel beperkte mate iets aan.[5]
Er is voor deze kwetsbare groep een veel gerichter beleid nodig. Dat kan bijvoorbeeld door alle huurders die in een woning zitten met energielabel E, F of G recht op huurverlaging te geven, totdat de woningcorporatie of particuliere verhuurder langs is geweest om de boel te isoleren.[6] Uit onderzoek van TNO blijkt dat 75% van alle huishoudens met energiearmoede in een sociale huurwoning woont; voor hen zou dit een goede oplossing zijn.[7] Daarnaast is het zaak dat gemeenten eigenaren van oude woningen met een maximale hypotheek en een laag inkomen als eerste helpt met het verduurzamen van hun huis door ze actief op te zoeken en te begeleiden.
Ons werk
Als je met een macro-economische bril kijkt, gaan werkenden een prachtige toekomst tegemoet, want een groene economie genereert meer banen dan een fossiele economie. Het is heel arbeidsintensief om al die huizen te isoleren, al die windmolens neer te zetten en te onderhouden en de economie circulair te maken. Bovendien zijn het heel zinvolle banen die er bij komen, waarbij je je geld verdient en ondertussen bijdraagt aan een mooiere wereld.
Aan die boodschap heeft iemand die vreest zijn baan te verliezen bij een fossiel bedrijf natuurlijk niet zoveel. Je zult maar net diegene zijn die bij een bedrijf werkt dat niet mee wil of kan gaan met verduurzaming. Dan loop je de kans dat je het bedrijf op een gegeven moment failliet gaat, dat je ontslagen wordt en dat je niet zomaar vergelijkbaar werk vindt. Voor die mensen maken we een vangnet. Zij moeten er niet wakker van liggen dat ze straks bij de overgang naar een groene economie misschien zonder werk komen te zitten.
We kunnen dat regelen via een Werkgarantiefonds, waarbij mensen zich met behoud van inkomen kunnen omscholen en op zoek kunnen gaan naar een groene baan. Dit is eerder gedaan bij de sluiting van de Hemweg kolencentrale. Dat zo’n regeling hard nodig kan zijn zie je nu bij de sluiting van de Onyx Power kolencentrale in Rotterdam, een besluit dat is genomen zonder dat de FNV akkoord is gegaan met het sociaal plan.
Natuurlijk is het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van bedrijven om wel mee te gaan met de omslag naar verduurzaming, en om wel hun persoon om te scholen en ze de vaardigheden te leren die nodig zijn in een groene economie. Bedrijven kunnen hier ook subsidie voor krijgen van de overheid – de zogenoemde SDE++ subsidie. Maar voor het geval er bedrijven zijn die dat niet willen of kunnen doen moeten we collectief zorgen voor een goed vangnet van de werknemers.
Ons vervoer
Het is prettig van A naar B reizen in een elektrische deelauto, die voor scherpe tarieven ook in wijken met lagere inkomens komen. Het is prettig van A naar B reizen met beter en goedkoper openbaar vervoer. En het is prettig als ook lagere en middeninkomens een tweedehands elektrische auto kunnen kopen, en ze niet langer € 2 per liter af hoeven te tikken bij de tank voor fossiele brandstof.
Om de klimaatdoelen te halen, moeten we van alle fossiele auto’s af. Omdat elektrisch ‘tanken’ veel goedkoper is dan benzine tanken, wordt het binnen korte tijd ook echt voordeliger een elektrische auto aan te schaffen dan een auto die op fossiele brandstoffen rijdt. Voor veel mensen is dit voorlopig alleen nog niet de haalbaar, want die elektrische auto’s zijn tweedehands nog veel te duur én ze zijn schaars.
Er moeten dus veel meer tweedehands betaalbare elektrische auto’s komen zodat het ook voor mensen met een kleinere beurs aantrekkelijk wordt elektrisch te gaan rijden. Daarnaast zullen we eraan moeten wennen dat in de toekomst niet iedereen altijd een eigen auto heeft. We moeten veel meer met het openbaar vervoer gaan reizen, met elektrische deelauto’s en met deelfietsen zoals de ov-fiets. Dat kan allemaal nog veel toegankelijker worden en veel makkelijker.
De realiteit is echter dat er de komende tien jaar nog veel tweedehands fossiele auto’s in Nederland zullen rondrijden. En het kan niet zo zijn dat mensen met een laag- en middeninkomen niet meer met hun auto naar hun werk kunnen. Dat is ook nog eens de groep die de stad uit is gegaan omdat het wonen daar te duur is geworden en voor wie vaak geen goede openbaar vervoerverbinding voorhanden is. Het zou oneerlijk zijn als voor die mensen het autorijden de komende tien jaar duurder wordt, terwijl voor mensen die zich wel een nieuwe elektrische auto kunnen veroorloven het rijden juist goedkoper is.
Een oplossing kan zijn om zo snel mogelijk rekeningrijden in te voeren, waarbij de eerste 10.000 kilometer voor fossiele auto’s niet duurder wordt dan nu het geval is. Dat zou in elk geval zo moeten blijven tot er voldoende betaalbare tweedehands elektrische auto’s beschikbaar zijn. Boven de 10.000 km moet fossiel rijden wel duurder zijn, zodat de vervuiler betaalt naar gebruik. Natuurlijk is het wel verstandig om grote, vervuilende auto’s wel zwaarder te belasten. Op deze manier wordt het autorijden in de breedte ontmoedigd, zonder dat alleen de lagere en middeninkomens daar de dupe van zijn.
Als onderdeel van het rekeningrijden wordt het rijden in de spits duurder, net als het rijden over een traject waarvoor een goed alternatief met het openbaar vervoer aanwezig is. Het idee van Lodewijk Asscher om bij het rekeningrijden vrijstellingen te creëren voor essentiële beroepen – dus voor verplegers, onderwijzers, politieagenten – vind ik ook heel mooi, want juist die groepen zijn de stad uit gejaagd maar die zijn wel hard nodig in de steden; zij moeten daar dus wel kunnen komen.
Betrouwbaar beleid essentieel
Het is mogelijk het klimaatbeleid zo vorm te geven dat we de Parijs-doelstellingen halen én ons dagelijks leven er beter van wordt, doordat we fijner wonen, gezonder eten, schoner reizen en onze natuur zich herstelt. Het grootste risico van deze transitie is dat het sociale beleid faalt en er toch groepen achterblijven. Het is een reëel gevaar dat we onder het mom van de klimaatcrisis, ingrijpende maatregelen doorvoeren en dat sommige bevolkingsgroepen daardoor flink in de knel komen; niet met opzet maar simpelweg omdat het verrekte moeilijk is iedereen mee te nemen.
Een betrouwbaar en effectief sociaal beleid waar mensen echt van op aan kunnen als zij dat nodig hebben, en waarbij hun dagelijkse leven van iedereen beter wordt in plaats van slechter, is daarom essentieel voor het slagen van het klimaatbeleid.
Noten
- Sociaal Cultureel Planbureau, ‘Klimaataanpak: toekomstbepalende keuzes voor onze samenleving’, juni 2021.
- De eerlijke klimaatagenda, juni 2021.
- TNO, ‘De feiten over energiearmoede in Nederland. Inzicht op nationaal en lokaal niveau’, 21 september 2021, p. 15.
- TNO, Evaluatie van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis 2016-2020, 25 augustus 2021.
- Joost Greunsven en Martien Visser (2021). Iedereen compenseren is niemand compenseren, Energeia, 15 november 2021
- Een motie die oproept naar onderzoek hiernaar van Henk Nijboer en Laura Bromet is op 23 november aangenomen in de Tweede Kamer.
- Dat zou bijvoorbeeld vrij makkelijk geregeld kunnen worden via het woningwaarderingsstelsel, waarbij minpunten worden gegeven voor woningen met energielabel E-, F- of G. Over energiearmoede: TNO, ‘De feiten over energiearmoede in Nederland. Inzicht op nationaal en lokaal niveau’, 21 september 2021.