Tegenover het frame van de loon-prijsspiraal, waarbij werkenden impliciet de schuld kregen van de sterk stijgende prijzen, zette de FNV de afgelopen jaren het verhaal van graaiflatie, waarbij de schuld van stijgende prijzen juist bij bedrijven werd gelegd. Het graaiflatie-frame werd een succes, vooral doordat er een gedegen economische onderbouwing aan ten grondslag lag.
Vera Vrijmoeth & Hendrik Noten
Beiden werkzaam als onderzoeker voor de FNV
Het is een gek tafereel: een vakbondsbestuurder die in een grijzig zaaltje wanhopig aan zijn achterban probeert uit te leggen waarom zij veel te weínig eisen in de onderhandeling met hun werkgever. Veel vaker is de situatie andersom. Na lang en hard onderhandelen kijken de leden eens kritisch naar het resultaat, kijken terug naar hun onderhandelaar, werpen weer een blik op het resultaat, en delen mee dat er wel een procentje loonsverhoging bij kan, wat hen betreft.
Maar in het najaar van 2022 is alles anders.
Nederland heeft dan al een jaar lang te maken met historische inflatie. De geldontwaarding klimt naar zo’n 14%. En alhoewel percentages abstract kunnen zijn geldt dat niet voor de gevolgen: mensen leveren bij een dergelijke inflatie zo’n anderhalf maandsalaris aan koopkracht in. Alsof de teller half november op nul staat en je het maar moet zien te redden.
De gevolgen blijven dan ook niet uit. Dat voorjaar geeft 42% van de vakbondsleden aan bang te zijn voor schulden. Drie op de tien zegt geld tekort te komen aan het eind van de maand.[1]
En toch. Ondanks dalende inkomens en groeiende wanhoop, zijn de vakbondsleden in dat zaaltje terughoudend. Dat heeft alles te maken met een beeld.
Wat staat er op het spel
Laten we beginnen bij het begin: inflatie. Stijgende prijzen (of eigenlijk het minder waard worden van geld) zijn in principe een verdelingsvraagstuk. Door inflatie worden we als land minder rijk. We kunnen immers minder kopen van hetzelfde geld. Dat wil niet zeggen dat de gevolgen voor iedereen gelijk zijn. Binnen dat grote blok van achttien miljoen mensen kan de pijn op velerlei manieren worden verdeeld. Hoe we als land omgaan met inflatie is daarmee ten diepste een politiek vraagstuk.
Zeker in tijden van hoge inflatie staan cao-onderhandelingen in het licht van deze verdelingsvraag. De inzet van vakbonden is een volledige compensatie voor de prijsstijgingen in de vorm van evenredig stijgende lonen. Maar in een situatie waarin ‘we met elkaar een beetje armer worden’ betekent dit dat ondernemingen zullen moeten inleveren in de vorm van dalende (reële) winsten. In de verdeling van de economische pijn komt het merendeel in dat geval bij werkgevers terecht, bij de bedrijfseigenaren. Hun winst en dividenduitkeringen worden relatief minder waard terwijl de koopkracht van werkenden op peil blijft.
Het kan natuurlijk ook andersom. Wanneer de lonen achterblijven bij de stijgende prijzen komt het grootste deel van de economische pijn bij werknemers te liggen. Ondernemingen en hun eigenaren trekken dan aan het langste eind.
Hoge inflatie verhoogt dus de spanning op de belangen aan de cao-tafel: in tijden van groei en lage inflatie verdelen we de extra welvaart, in tijden van snelle prijsstijgingen verdelen we de pijn. En die verdeling van de pijn is niet leuk. Praten over zoet is nu eenmaal altijd makkelijker dan praten over zuur. En daar komt het belang van beelden om de hoek kijken: de economische duiding, wat er aan de hand is, heeft enorme invloed op wat er aan die cao-tafel maar ook voor bedrijfseigenaren als ‘haalbaar’ en ‘realistisch’ wordt gezien. In het verdedigen van die belangen blijkt, in tijden van veel pijn, veel geoorloofd.
De loon-prijsspiraal
In het najaar van 2021 beginnen de prijzen voorzichtig te stijgen. Maar wanneer Vladimir Poetin in februari van 2022 een oorlog in Oekraïne ontketent gaat het hard. De prijzen stijgen sneller door. In april laat Mark Rutte weten niet iedereen te kunnen compenseren. Een maand of wat later vermeldt het CPB dat zonder extra beleid 1,2 miljoen huishoudens in de financiële problemen gaan komen.
Loonstijgingen zijn een voor de hand liggende oplossing. Wellicht niet geheel verrassend zijn werkgevers dan al maandenlang zuinig. In december ’21, wanneer de oorlog nog onvoorstelbaar lijkt maar de prijzen al stijgen, reageren ze afhoudend op groeiende looneisen en dat zetten ze door in de maanden die volgen.
Ondertussen komt er via de media een economische theorie bovendrijven die sinds de jaren zeventig onder een laagje stof had liggen te wachten: de loon-prijsspiraal. In de media laat werkgeversvoorman Raymond Puts weten dat enige loonstijgingen natuurlijk wenselijk zijn, maar dat het gevaar van een loon-prijsspiraal op de loer ligt. Het is het startschot van een waterval aan waarschuwingen voor de loon-prijsspiraal.
Het idee van een loon-prijsspiraal is dat stijgende prijzen leiden tot stijgende lonen, wat weer leidt tot stijgende prijzen, wat weer leidt tot stijgende lonen, enzovoorts. Lonen en prijzen stuwen elkaar in een haasje-overeffect steeds verder op tot de economie helemaal vastloopt. Het beeld is dreigend en niet zo moeilijk voor te stellen. Wie heeft er nu zin om in een draaikolk van stijgende prijzen terecht te komen? Het gekke is alleen: de meeste mensen hebben nooit een loon-prijsspiraal in het echt meegemaakt.
Interessant aan sommige van de waarschuwingen is dat ze subtiel zijn, maar wel het beeld (of het frame) van een aanwezig risico onderstrepen. Zo benadrukt Matthijs Bouman in april 2022 dat we niet terug zijn in de ‘seventies’.[2] Hij stelt dat het gevaar voor een loon-prijsspiraal nu kleiner is. Wel noemt zijn column twee keer het woord loon-prijsspiraal.
De Nederlandsche Bank publiceert later in het jaar een analyse met een soortgelijke conclusie: er is nu geen sprake van een loon-prijsspiraal.[3] Tegelijk waarschuwen de auteurs dat ‘moet worden voorkomen dat het risico daarop wordt aangewakkerd’. Dit soort publicaties legitimeren het waarschuwen voor het risico van een loon-prijsspiraal, ook al zijn de factoren die een loon-prijsspiraal tot een significant risico zouden kunnen maken non-existent.
De lonen stijgen namelijk niet. Er is geen loon-prijsspiraal. Het enige wat op dat moment wel plaatsvindt is een scherpe koopkrachtdaling en toenemende zorgen bij honderdduizenden gezinnen. Toch is de potentiële dreiging van een theoretisch verschijnsel belangrijk genoeg om niet-onderbouwd herhaald te worden. Zo waarschuwt Puts in november ’22 bij BNR-nieuwsradio dat de looneis van de FNV de kans op een loon-prijsspiraal vergroot.[4] Ook zouden hogere lonen kunnen leiden tot een aanhoudend hogere inflatie.[5]
Dit soort waarschuwingen zijn niet zonder gevolgen voor hoe werkenden de inflatie ervaren. Het frame van de loon-prijsspiraal kent namelijk een vileine ondertoon. Terwijl lonen minder waard worden en inkomenszorgen stijgen, legt de loon-prijsspiraal de verantwoordelijkheid daarvoor bij werknemers zelf. Natuurlijk worden we door inflatie allemaal wat armer, zo klinkt het, maar als jullie te veel vragen worden de problemen alleen maar erger. Sterker nog, in plaats van een beetje koopkrachtdaling riskeren we dan een regelrechte crisis. Dat wil toch niemand?
Dat beeld nestelt zich in de hoofden en harten van mensen. Durven we de stabiliteit van de economie te riskeren? Of moeten we toch maar gewoon de pijn nemen en hopen dat het snel overgaat? Dat is wat we in dat zaaltje met vakbondsleden terugzien.
Waarom kwam dit beeld zo snel tot stand?
Een belangrijke vraag is hoe het kan dat een niet-onderbouwd beeld zo snel onderdeel werd van het maatschappelijk gesprek. Daar zijn geen waterdichte verklaringen voor te vinden. Maar we kunnen wel een aantal van onze observaties delen.
Ten eerste zijn oude vormen en gedachten altijd makkelijker voor te stellen dan het nieuwe. Weinig economen of journalisten hadden eerder zelf een periode van hoge inflatie meegemaakt. Daarom is het verleidelijk te zoeken naar historische vergelijkingen. Dan kom je in Nederland al gauw in de jaren zeventig uit.
Bovendien is de loon-prijsspiraal een krachtig frame omdat het beeldend is: wie heeft er nooit haasje-over gespeeld als kind? In discussies over een situatie die niemand van ons echt begrijpt is het voor media aanlokkelijk frames te gebruiken die niet zo ingewikkeld zijn. Zeker wanneer het economische onderwerpen betreft zijn journalisten al snel bang om lezers en kijkers weg te jagen met ‘moeilijke’ verklaringen. Antwoorden moeten short and snappy zijn en de loon-prijsspiraal helpt daarbij.
Tot slot ging veel van de discussie, geleid door een beperkt legertje media-economen, over de vraag óf er een loon-prijsspiraal plaatsvond en hoe groot het risico was dat die plaats ging vinden. Voor de betrokken dames en heren was dat wellicht een interessante intellectuele exercitie. Maar dat deze economen veelal terugvielen op oude kennis uit de jaren zeventig, in plaats van dat ze naar nieuwe verklaringen zochten, versterkte het beeld (of frame) dat de loon-prijsspiraal iets was om rekening te houden. Het ontbrak daarbij aan een even helder tegengeluid.
Het tegenoffensief
In 2022, werkten wij als onderzoekers in een team bij de FNV dat probeerde de feiten op tafel te krijgen. Al lezend en analyserend probeerden we te begrijpen wat er aan de hand was. Wat veroorzaakte de inflatie? De energieschok? Stijgende winsten? Of de lonen?
Ons viel in die periode op dat de winsten onverminderd hoog waren.[6] Ook volgden we het debat in de Verenigde Staten, waar econome Isabella Weber wees op de rol van stijgende of gelijkblijvende winstmarges in het opdrijven van inflatie. In een inmiddels bekend paper met Evan Wasner liet ze zien dat bedrijven het moment van de aanbodschok gebruikten om impliciet gecoördineerd met andere bedrijven de prijzen te verhogen.[7] Nadat de aanbodschok voorbij was en hun inkoopkosten op termijn weer daalden, bleef het prijspeil op hetzelfde (hoge) niveau en steeg hun winstmarge.
Terwijl in het buitenland, het debat over de rol van winsten in inflatie al volop gevoerd werd – Isabella Weber publiceerde haar eerste opiniestuk in de Guardian[8] in december 2021 - was dit in Nederland in 2022 nog amper op gang gekomen. Dat inflatie een verdelingsvraagstuk is hadden we daarentegen snel door. In de zomer van 2022 schreven we een ESB artikel waarin we stelden dat de inflatie een herverdeling van arbeid naar kapitaal tot stand bracht.[9] We lieten zien dat de reële lonen daalden, en dat winsten al in 2021 een bijdrage leverden aan de binnenlandse inflatie. Ook brachten we via vragenlijsten in kaart hoe vakbondsleden er financieel voorstonden[10] en lieten we zien dat bedrijven genoteerd aan de Nederlandse beurs in 2021 forse winstgroei hadden geboekt.[11]
Ondertussen wezen economen vooral naar de stijging van de energieprijzen. Klaas Knot wees in het najaar van 2022 bij Buitenhof bijvoorbeeld op de afgeknepen energielevering als primaire oorzaak voor de inflatieschok.[12] Weinig Nederlandse economen hadden scherp dat bedrijven mogelijk gebruikmaakten van het moment van de schok om hun winst te vergroten, of in ieder geval gelijk te houden. Wat in de Verenigde Staten gemunt werd als greedflation oftewel ‘graaiflatie’.
In het voorjaar van 2023 kozen we ervoor om ook in Nederland de discussie open te breken. Er was op dat moment nog weinig data beschikbaar over het jaar 2022, maar wij konden op basis van de jaarverslagen van de 49 bedrijven genoteerd aan de Nederlandse beurs een indruk krijgen van de loon- en winstontwikkeling van de tussenliggende jaren.
Omdat we zagen dat de winst sinds 2019 sneller was gestegen (met 36%) dan de omzet (22%), en omdat de nettowinst als percentage van de omzet steeg van 7,5 naar 8,5 cent per euro omzet, wierpen we de vraag op of er misschien ook in Nederland sprake was van graaiflatie. We konden ons sterke vermoeden nog niet hard maken en schreven we dat ook op. We konden namelijk niet bewijzen dat de Nederlandse inflatie hoog was dóór de hoge winsten. Maar andersom wisten we het inmiddels wel: dankzij de inflatie boekten ondernemingen recordwinsten. Dus hoezo zouden onze looneisen het probleem zijn?
We haalden verschillende voorpagina’s, het RTL-nieuws en er werden stukken geschreven in het AD, Trouw, de Volkskrant, NRC en de Groene. Toen ook de Rabobank een stuk publiceerde, met de vraag ‘Is in Nederland sprake van graaiflatie?’ barstte de discussie echt los.
Op 7 mei, drie dagen na de Rabobank-publicatie en een paar weken na de publicatie van ons onderzoek, vroeg Twan Huys bij Buitenhof aan Klaas Knot naar graaiflatie. Knot vond het ‘ietsje onaangenaam’ dat inflatie met de term ‘in de verwijtende sfeer’ terechtkwam. Inflatie was een macro-economische onevenwichtigheid en in 2022 was volgens Knot sprake van een constellatie van factoren die uniek gunstig was voor het bedrijfsleven. Dat zou in 2023 en 2024 keren.
Tegelijk waarschuwde Knot in hetzelfde interview voor de loon-prijsspiraal. Want als de lonen zouden stijgen boven de 6-7%, de grens van een verantwoorde loonstijging volgens de DNB, dan zouden werkgevers geen andere keuze hebben dan opnieuw de prijzen te verhogen. Hij had er ook voor kunnen kiezen om in dat interview bedrijven op te roepen hun prijzen te matigen.
De term ‘graaiflatie’ riep ook bij anderen weerstand op. Minister van Financiën Sigrid Kaag noemde het ‘een frame dat je niet zomaar kan gebruiken’ dat ‘onrecht doet aan bedrijven die wel de lonen verhogen’ of ‘mkb’ers die juist niet alles doorrekenen aan de consument’.[13] Minister Adriaanse vond het woord ‘polariserend’ en vond dat je moet oppassen met ‘dit soort woorden voor je de geobjectiveerde uitkomsten hebt’.
In de woorden van premier Rutte was de onderbouwing nog ‘heel dun’.[14] Feitelijk klopt het dat er in mei 2023 nog niet veel bewijs lag, maar toch: voor de loon-prijsspiraal bestaat tot op heden geen énkel bewijs en daar ging het al twee jaar ongegeneerd over. Toch vonden ministers het niet nodig om dat zo nadrukkelijk publiekelijk te vermelden. Dat is belangrijk om op te merken.
Als frame was graaiflatie vrij succesvol. Er kwamen variaties op zoals krimpflatie (het krimpen van voedselverpakkingen, om de marge te vergroten). En ook politieke partijen begonnen de term te gebruiken. Eind 2024 werd graaiflatie vervolgens in Nederland en België verkozen tot woord van het jaar.
Ondertussen groeide ook het bewijs dat er zoiets als winst- of graaiflatie plaatsvond. Zo liet het CPB zien dat winstmarges een bijdrage leverden aan de inflatie.[15] En ook later onderzoek, van begin 2024, laat zien dat er zelfs een verband is tussen bedrijven met marktmacht en de brutowinstmarges.[16]
Toch bleef een groot politiek debat over graaiflatie uit en trof de politiek nauwelijks maatregelen om herhaling te voorkomen, terwijl de beleidsideeën daarvoor wel bekend en onderzocht waren.
Lessen
Terugkijkend zijn er een aantal lessen te trekken. De belangrijkste les is dat ‘het frame’ graaiflatie succesvol was als idee, niet omdat het zo goed ‘bekte’ of omdat het tot de verbeelding sprak, maar vooral omdat er grondig en degelijk onderzoek aan ten grondslag lag. Die inhoudelijke analyse en onderbouwing waren cruciaal.
De politiek en een groot aantal media-economen spraken met plezier over de loon-prijsspiraal maar vonden het gebruik van ‘graaien’ maar polariserend. We móesten dus met bewijs komen dat simpelweg niet langer te negeren viel. Dit was uitdagend omdat vooral in het begin er nog weinig betrouwbare data was. We wisten bovendien dat wij als belangenorganisatie aan hogere standaarden gehouden zouden worden. Dit vereiste extra voorzichtigheid en feitelijkheid in hoe we over dat onderzoek communiceerden.
Daarnaast kan je het succes van je punt of ‘frame’ afmeten aan het feit of anderen, die het misschien in eerste instantie niet met je eens zijn, zich ertoe moeten verhouden. Graaiflatie werd als woord en analyse pas echt groot toen ook de economen van de Rabobank zich in de discussie mengden. Ook het feit dat het kabinet en specifieke bewindslieden werden gevraagd hoe ze keken naar graaiflatie, laat zien dat de term hielp om het debat over wat er economisch gebeurde aan te jagen. Dat zij verbolgen zijn over het frame helpt juist om het groter te maken.
Ook werkte graaiflatie als frame goed omdat het een nieuwe interpretatie van de economische situatie bood. De structurele factoren die winst- of graaiflatie mogelijk maakten zoals marktmacht waren niet nieuw, maar hoe bedrijven die marktmacht inzetten in de context van stijgende prijzen waren dat wel.
Graaiflatie appelleert daarnaast aan een gevoel van onrechtvaardigheid en moraliteit. In een crisis kiest een groepje in de samenleving, die het al behoorlijk goed heeft, ervoor om extra te profiteren van de crisis, in plaats van samen de pijn te dragen (zoals aangekondigd in zinnen als ‘we worden allemaal een beetje armer’).
Ten slotte is graaiflatie beeldend. Je kunt visueel een voorstelling maken van hoe het eruit zou zien als een ceo geld bij elkaar graait. In onze eigen onderzoeken probeerden we dan ook om gebruik te maken van grafieken die in één beeld vatten wat er gaande is. Zoals een grafiek die laat zien dat de winst sneller stijgt dan de omzet.
Conclusie
Terug naar het vakbondszaaltje, een jaar later. De economische analyse dat bedrijven het moment van hoge prijzen aangrijpen om hun winstmarges te vergroten komt aan. In 2023 zijn er 52 stakingen, het hoogste aantal in vijftig jaar.[17] Dankzij het frame van graaiflatie, begrijpen werkenden dat hun werkgever hogere lonen kan betalen.
Ook doorzien vakbondsleden door graaiflatie dat hogere lonen niet per definitie leiden tot hogere prijzen (zoals ze misschien eerst dachten), maar dat bedrijven een keuze hebben of ze de prijzen verhogen of niet. Dat verandert hun handelingsperspectief, geeft ze een aanleiding en richting om in actie te komen en hun eigen positie te verbeteren. Niet alleen omdat graaiflatie een pakkend woord is, maar vooral omdat het beeldend weet te vatten wat er onderbouwd en feitelijk gebeurde toen de prijzen begonnen te stijgen.
Noten
[1] Vrijmoeth, V., De Vos, T. , Koopmans, J. (2022). Hoge prijzen, grote zorgen. FNV.
[2] Matthijs Bouman (9 april 2022). Inflatie weer extreem hoog, maar we zijn nog niet terug in de seventies.
[3] DNB (2022). Wisselwerking lonen en prijzen: een negatieve spiraal?
[4] BNR Nieuwsradio (8 november 2022). 'Looneis FNV vergroot kan op loon-prijsspiraal'.
[5] BNR Nieuwsradio (14 december 2022). 'Hogere lonen kunnen leiden tot een aanhoudende hoge inflatie'.
[6] De Vos, Tijmen en Vrijmoeth, Vera (2022). Hoge prijzen, veel dividend. Analyse van de financiële resultaten van Nederlandse ondernemingen in de periode 2019-2021. FNV.
[7] Wasner, Evan en Weber, Isabella M. (2023). Sellers’ Inflation, Profits and Conflict: Why can Large Firms Hike Prices in an Emergency?
[8] Isabella Weber (2021). Could strategic price controls help fight inflation? The Guardian, 29 december 2021.
[9] Noten, Hendrik, De Vos, Tijmen, Vrijmoeth, Vera en Koopmans, Jacob-Jan (2022). Inflatie herverdeelt van arbeid naar kapitaal. ESB, 31 augustus 2022.
[10] Vrijmoeth, V., De Vos, T. , Koopmans, J. (2022). Hoge prijzen, grote zorgen. FNV; FNV (2022) Hogere prijzen, grotere zorgen.
[11] De Vos, Tijmen en Vrijmoeth, Vera (2022). Hoge prijzen, veel dividend. Analyse van de financiële resultaten van Nederlandse ondernemingen in de periode 2019-2021. FNV.
[12] Buitenhof, 30 oktober 2022.
[13] Nu.nl (8 juni 2023). Kaag: 'Graaiflatie een frame dat je niet zomaar kunt gebruiken'.
[14] Telegraaf. Kabinet worstelt met graaiflatie: bij uitwassen ingrijpen’.
[15] CPB (24 oktober 2023). Uitsplitsing van de inflatie in Nederland. Meerdere factoren van invloed op gestegen inflatie.
[16] Kingma, Anne en Wersch, Bram van (2024). Tijdens de energiecrisis heeft marktmacht de winstmarges verhoogd. ESB, 23 januari 2024.
[17] CBS (2024). In 2023 meeste stakingen in meer dan halve eeuw.