Opeens waren ze er: een handvol tech-giganten die bizar veel geld verdienen met onze data, en die aan niets of niemand verantwoording schuldig zijn. Onze oude systemen – belastingheffing, democratie – kraken in hun voegen. De politiek moet op zoek naar nieuwe antwoorden op een oud probleem: de ongelijke verdeling van kennis, macht en inkomen.
‘The best advice I can give a 15-year-old is: don’t rely on the adults too much. Most of them mean well, but they just don’t understand the world.’ Dit citaat van Yuval Harari heb ik met een kleine schok gelezen.1 Als vader van twee puberjongens, die toch gehecht is aan het idee dat ik ze nog wat kan bijbrengen. Maar ook als politicus, die regelmatig vergadert, onderhandelt en debatteert met uiterst serieuze en vaak gepassioneerde collega’s, die dus te oud zijn om de wereld te begrijpen.
Harari overdrijft een terecht punt. De afgelopen jaren zijn we ons er steeds meer van bewust dat big data, kunstmatige intelligentie en tech-giganten de economie en samenleving een grote verandering laten ondergaan. Ons groeiend bewustzijn hiervan wordt geholpen door het schandaal rond Cambridge Analytica, de verspreiding van nepnieuws en haatberichten, de bewijzen voor belastingontwijking door tech-bedrijven, de puissante rijkdom van Jeff Bezos, en meer.
De politiek lijkt steeds meer te onderkennen dat de ontwikkelingen in de online wereld sociale en economische problemen met zich meebrengen, maar is nog verre van duidelijk over de oplossingen van die problemen. Zo heeft Mark Zuckerberg zich moeten laten verhoren door het Amerikaanse Congres en het Europese Parlement. Maar die verhoren heeft hij makkelijk weten te doorstaan. Een toegenomen bewustwording is nog niet hetzelfde als gedegen kennis en analyse. Het is daarom terecht dat José van Dijck in de Den Uyl-lezing niet alleen het grijzende publiek in de Rode Hoed de problemen heeft voorgehouden maar ook de politiek heeft uitgedaagd om duidelijker antwoorden op de opdoemende vragen te geven.
Move fast and break things
De alomtegenwoordigheid van ‘Big Tech’ is onmiskenbaar. Velen van ons maken dagelijks gebruik van een of meerdere diensten van de zogenaamde Frightful Five: Alphabet (Google), Amazon, Apple, Facebook en Microsoft, die inmiddels de lijst van rijkste bedrijven in de wereld aanvoeren.
De sleutel tot het economische succes van deze bedrijven is de combinatie van veel data en brute rekenkracht. Het stelt ze in staat sneller dan anderen via kunstmatige intelligentie te leren over ons en onze omgeving; het zet ze op een voorsprong die maar moeilijk in te halen lijkt. Zo hebben in de wedstrijd om de zelfrijdende auto bedrijven als Tesla en Uber concurrentie van Apple en Google, die nog nooit een auto hebben gemaakt of de weg hebben opgestuurd. Vaak wordt Google als favoriet in deze wedstrijd gezien.
Bovendien kunnen de tech-giganten hun voorsprong behouden door concurrenten op te kopen en in producten te investeren. Zo is in 2018 het aantal Facebookgebruikers in Nederland met 640.000 gedaald, maar het aantal Instagram-gebruikers met beduidend meer mensen gestegen. De overname van Instagram en WhatsApp geeft Facebook een dominante positie in de sociale media (en de daarbij behorende data). De toegang tot data is bepalend voor de effectiviteit van kunstmatige intelligentie en toepassingen daarvan. Europa heeft minder toegang en lijkt daarmee een grote achterstand op Amerika en China te hebben opgelopen.
Niet alleen de economische dominantie van Big Tech is een zorg, maar ook en vooral hun invloed op onze manier van leven en samenleven. Algoritmes bepalen wat op onze schermen te zien is aan berichten, video’s en advertenties. Ondoorzichtig is wie wat wanneer krijgt aangeboden. Duidelijk is dat de algoritmes erop gericht zijn de aandacht vast te houden: voor die aandacht betalen adverteerders en daarvoor krijgen met name Facebook en Google dus geld.
Het is wel zo dat deze algoritmes te manipuleren zijn: het verklaart de clickfarms in China, de nepnieuwsfabrieken in Macedonië en de inzet van bots en trollen. Kieskompas heeft onderzoek gedaan in zes Europese landen naar het gebruik van sociale media. De ondervraagden vinden dat de diensten van tech-giganten hun leven makkelijker hebben gemaakt (76,2%) en hen beter verbinden met familie en vrienden (58,6%). Maar zorgen zijn er volop. Zo meent liefst 90,1% van de ondervraagden dat de tech-giganten meer gereguleerd moeten worden zodat deze bedrijven beter met data en privacy omgaan. Verder zien velen het verspreiden van nepnieuws en de verslaving aan sociale media als een probleem.2
De politieke en publieke zorgen zijn doorgedrongen tot Big Tech. Het motto van Facebook ‘move fast and break things’ is niet langer in ere te houden. Facebook en Google kunnen niet volhouden dat zij geen verantwoordelijkheid hebben voor het aanbod van haatberichten, net zomin als Uber en Deliveroo kunnen volhouden geen werkgever te zijn. Daarom beloven ze beterschap, maar de effecten van zelfregulering zijn beperkt. De grote bedrijven wekken steeds de indruk schoorvoetend achter de feiten en verwijten aan te lopen. Het is niet voor niets dat de roep om regulering zo luid klinkt.
Regulering is echter een te bescheiden doelstelling. De economische orde is ingrijpend veranderd. Die fundamentele verandering vond bijna onopgemerkt plaats in de tijd dat een acute financiële crisis onze aandacht opeiste en we nog geloofden in het romantische idee van internet als vrijplaats, toen we ons nog lieten sussen door het verhaal uit Silicon Valley over een ‘global village’. We zien ons nu geconfronteerd met een beangstigende concentratie van data, macht en geld bij een handvol grote partijen en ongekende en nog deels onverkende mogelijkheden om zienswijzen en meningsvormingen in de samenleving te manipuleren.3 Op deze verandering moet de politiek fundamentele antwoorden formuleren, want ze is te ingrijpend, te fundamenteel om te vertrouwen op één maatregel of reeks maatregelen. Nodig is een brede tegenmacht. Sociaal-democraten zullen (weer) moeten streven naar ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’. Of in termen van het kapitalisme in de eenentwintigste eeuw: spreiding van data, macht en winst.
Spreiding van inkomen
Ter verdediging van een naheffing voor Apple van maar liefst € 13 miljard, voert Eurocommissaris Margrethe Vestager aan dat het bedrijf over de winst slechts 0,05% winstbelasting betaalt. Het is maar één voorbeeld hoe juist grote bedrijven erin slagen belastingheffing te ontlopen. Het is geen toeval dat Vestager juist naheffingen wil afdwingen in landen als Luxemburg, Ierland en Nederland. Toch zijn het niet alleen de ‘sweetheart deals’ die ervoor zorgen dat deze bedrijven over hun winst steeds minder belasting betalen.
De grote bedrijven hebben steeds meer mogelijkheden gekregen om te bepalen waar ze winst maken en dus waar ze winstbelasting betalen. In de productie is het belang van immateriële activa groter geworden: financiering, digitale diensten, intellectueel eigendom. De locatie van die activa is op papier makkelijk te verschuiven en daarmee zijn ook winsten makkelijk te verplaatsen. Hierdoor vissen belastingdiensten steeds vaker achter het net. Zeker de tech-giganten hebben hiervan volop profijt weten te trekken. Zo heeft Google tot in de rechtbank met succes ontkend (fiscaal) aanwezig in te zijn in een land als Frankrijk en heeft het op die manier de belastingaanslag vanuit Parijs weten te vermijden.
Door globalisering en digitalisering is het bestaande systeem van winstbelastingen achterhaald. Een fundamentele hervorming is nodig, maar de lidstaten van de Europese Unie discussiëren er nog steeds over. Op initiatief van Frankrijk is er een voorstel gekomen om de omzet van digitale diensten (waaronder advertenties), van tweezijdige platformen als Uber en Airbnb en van de verkoop van data te belasten. Dit systeem zou een tijdelijke oplossing moeten bieden. Over dit voorstel bestaat nog geen overeenstemming. Zolang de lidstaten niet gezamenlijk een positie weten te betrekken, ligt een eerlijke belastingbijdrage door multinationals nog ver weg.
Een fundamentele hervorming van de winstbelasting op Europees niveau is hard nodig, maar kan niet voldoende zijn om tot een eerlijke, mondiale verdeling van inkomen te komen. Opvallend is namelijk dat veel tech-giganten relatief weinig werknemers in dienst hebben en minder dan gemiddeld kosten aan arbeid hebben. Een traditioneel bedrijf als Ahold Delhaize besteedt meer dan 40% van de marktwaarde aan loonkosten, voor de vijf grote tech-giganten is dat minder dan 2%. Dat is mede zo omdat data, als ruwe grondstof van kennis en inzicht, een nieuwe factor van productie zijn. Het belang van immateriële activa is groeiende ten koste van traditionele productiefactoren als arbeid, gebouwen en machines.
Data zijn echter nog overwegend gratis voor de tech-giganten. Dat is mede zo omdat velen, waaronder u en ik, voor niets voor hen werken. Elke dag produceren miljarden mensen persoonlijke data die een waardevolle ruwe grondstof vormen. Na bewerking door algoritmes bepalen de data het aanbod van virtuele producten en zijn ze een bron van winst. De macht over de data en dus over kennis is daardoor bepalend, ook voor de verdeling van inkomen.
Spreiding van macht
Google heeft een dominante positie bij de zoekmachines en Facebook heeft (na de overname van WhatsApp en Instagram) nagenoeg een monopoliepositie bij de sociale media. Het ligt voor de hand om hier het gebruikelijke beleid in te zetten: bevorder concurrentie en doorbreek monopoliemachten. In die lijn liggen de Europese voorstellen om de bedrijven te splitsen. Dat is op zich niet ondenkbaar. De Europese Commissie heeft Microsoft gedwongen de koppeling van het besturingssysteem Windows en Internet Explorer te doorbreken. Zo’n voorbeeld zou navolging kunnen krijgen. Zo heeft het Europese Parlement zich uitgesproken om de zoekmachine van Google te scheiden van andere delen van het bedrijf Alphabet.
Een alternatief voor splitsing is de drempel voor toetreding tot de markt verlagen en concurrentie op die manier versterken. Dit zou kunnen door toegang tot platformen of tot data niet uniek te maken. Interoperabiliteit is een mogelijkheid. Hierdoor kan op een platform een divers aanbod van apps en toepassingen ontstaan. Op dit moment dicteert Facebook welk aanbod van andere partijen is toegestaan. Dataportabiliteit maakt het gebruikers mogelijk een concurrerend alternatief voor Facebook te kiezen zonder gegevens te verliezen en dus zonder virtuele vrienden te verliezen.
De aangeboden alternatieven zouden aantrekkelijk kunnen zijn voor gebruikers doordat ze beter inzicht geven in de gebruikte algoritmes, betere waarborgen van privacy bieden, minder advertenties aanbieden etc. In de Europese Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is vastgelegd dat gebruikers recht op dataportabiliteit hebben. In 2017 is Google, samen met Facebook, Microsoft en Twitter, begonnen te werken aan een raamwerk om data gemakkelijk over te zetten tussen verschillende diensten, het Data Transfer Project.4 Ook Tim Berners-Lee, de uitvinder van het wereldwijde web, is op MIT bezig met een project dat streeft naar feitelijk eigenaarschap van data en betere privacy van gebruikers.5
Met dataportabiliteit en interoperabiliteit wordt het publieke karakter van de data en de platformen duidelijk: er is sprake van een nutsfunctie. Het is daarom dat sommigen pleiten voor publieke monopolies. Dat zou betekenen dat de tech-giganten niet langer privaat zijn, of in elk geval publiek gereguleerd zijn. In dezelfde richting passen publieke alternatieven die ontwikkeld worden. Een goed voorbeeld is Public Spaces, dat is opgezet door de VPRO in samenwerking met veertien andere partijen. Zij hebben onder andere een alternatief voor de Facebook-inlog ontwikkeld dat op veel websites te vinden is. Door zelf een alternatieve inlog aan te bieden, worden hun gebruikers niet verplicht Facebook te gebruiken. Publieke alternatieven kunnen in principe de machtspositie van tech-giganten doorbreken en de omgang met data minder commercieel en meer waardegedreven maken.
Er zijn derhalve tal van mogelijkheden om de concentratie van macht bij tech-giganten te doorbreken. Tegelijkertijd moeten hierbij de nodige moeilijkheden worden overwonnen.6 Zo moeten de ingrepen de gebruikers ten goede komen. Netwerkvoordelen kunnen bijvoorbeeld verdwijnen als een bedrijf gesplitst wordt. Een app als Uber of een platform als Airbnb heeft die netwerkvoordelen nu: een groter aanbod van taxi’s of appartementen maakt het aantrekkelijker de diensten te gebruiken en leidt tot een grotere vraag.7 Bovendien zijn de commerciële belangen groot en zijn de tech-giganten overwegend Amerikaans. Dat maakt dat ingrepen van de Europese Unie op grote weerstand kunnen stuiten.
Duidelijk is in elk geval dat de gevolgen van het kapitalisme in de eenentwintigste eeuw niet in goede banen kunnen worden geleid zonder wettelijke eisen te stellen. Zo mogen de algoritmes niet leiden tot uitsluiting op de arbeidsmarkt of van verzekeringen.8 De werking van algoritmes zal alleen al om die reden geëvalueerd moeten worden. Op dit moment ontbreekt elk zicht op de (uit)werking van de algoritmes. Verder zullen jongeren in bescherming moeten worden genomen tegen potentieel beschadigende content en tegen de mogelijkheid van verslaving aan sociale media.
Spreiding van kennis
De combinatie van veel datagegevens en brute rekenkracht heeft geleid tot een concentratie van macht, maar is ook een bron van kennis. Die bron van kennis is in private handen en wordt commercieel benut. Netflix bracht ‘bingewatching’, Twitter ‘trending topics’, WhatsApp de app-groep. Laat ik het gemakshalve vooruitgang noemen. De achtergrond van deze vooruitgang is in essentie commercieel. Deze is in de regel bedoeld om onze aandacht te trekken en vast te houden, ons te beïnvloeden, bijvoorbeeld door ons met advertenties te bestoken.
De data en de toepassing van data hebben een publiek karakter. De exploitatie is uitbesteed aan commerciële partijen. Het is niet verrassend dat die te veel data verzamelen en zonder veel oog voor privacy gebruiken voor commerciële toepassingen. Toepassingen voor preventie in de zorg, voor educatie van jongeren, voor veiligheid van buurten zijn wel denkbaar, maar commerciële partijen zullen ze niet of onvoldoende tot ontwikkeling brengen. Daarom moeten er standaarden komen over de eigendom en het beschikbaar stellen van data.
In de Algemene verordening gegevensbescherming van 2018 is vastgelegd dat data eigendom zijn van de gebruiker. In Europa is het vertrekpunt dat data niet in handen van bedrijven terechtkomen, zoals in de Verenigde Staten, of in handen van de overheid belanden, zoals in China. José van Dijck noemt dit in haar lezing het verschil in digitaal ecosysteem tussen deze gebieden. Onlangs is Facebook op de vingers getikt door de Duitse autoriteiten. In de uitspraak valt te lezen dat het bedrijf zonder toestemming van de gebruiker niet langer data mag delen tussen zijn eigen platformen en tussen Facebook en derden.9 Facebook linkt namelijk data die zijn verzameld buiten het eigen platform aan een Facebookprofiel (data-pooling). De Duitse uitspraak is belangwekkend omdat deze de eigendom nadrukkelijk bij de gebruikers legt, en omdat het in de rede ligt dat ze navolging krijgt in andere Europese landen. Kort gezegd: het stelt grenzen aan wat Facebook en anderen zonder onze toestemming over ons te weten kunnen komen.
Eigendom hebben over onze eigen data is echter niet voldoende. We zullen ook zeggenschap over data(toepassingen) moeten ontwikkelen. Dat begint met het delen van data. Er zullen vertrouwde beheerders voor onze data moeten komen. Voor een individu is het onmogelijk bij te houden wie over welke data van ons beschikt of mag beschikken. Een goed initiatief in dit opzicht zijn de vier pilots van het project DECODE waar de gemeente Amsterdam en Barcelona aan werken.10 In deze pilots proberen zij inwoners hun data ‘terug te geven’ en ontwikkelen zij alternatieve digitale platformen op stadsniveau, toegespitst op de specifieke behoeften in een bepaalde stad.
Zelf ben ik sinds mei 2018 als initiatiefnemer betrokken bij de Datavakbond. Deze vakbond komt op voor de arbeidsvoorwaarden van de ‘datawerkers’, voor u en mij dus. De datavakbond biedt de mogelijkheid om gezamenlijk tegenmacht te vormen en in gesprek te komen met bedrijven over de vraag wat ze met onze data (mogen) doen. Tegelijkertijd kan de datavakbond op termijn individuen helpen bepalen met wie zij data kunnen en willen delen.
Vrijplaats
Het internet was ooit de belofte van een vrijplaats voor iedereen. Van dat ideaal is het ver verwijderd geraakt. Het internet is juist gecentraliseerd, en feitelijk in handen gekomen van Amerikaanse tech-giganten en de Chinese overheid. Zij bepalen wat wij te zien en te horen krijgen. Europa voelt met name de invloed van de Frightful Five die de lijst van grootste en machtigste bedrijven aanvoeren. De wereld van internet kenmerkt zich door een ongekende concentratie van data, macht en geld.
Het is tijd om een tegenmacht te bieden. Voor sociaal-democraten houdt dat logischerwijs in de spreiding van kennis, macht en inkomen. Hierbij kan en moet op Europees niveau het voortouw worden nemen. Door de achterhaalde nationale stelsels van winstbelasting op de schop te nemen en een alternatief te ontwikkelen waar tech-giganten hun eerlijke deel betalen. Door monopolies op data en toepassingen van data te doorbreken met een veel actiever mededingingsbeleid. Door de nutsfunctie te onderkennen die digitale platformen op zich nemen en te investeren in (publieke) alternatieven. En door eisen te stellen aan content en algoritmen, zodat tech-giganten niet de opvoeding van onze kinderen op zich nemen.
Tegelijkertijd kunnen nationale en lokale overheden projecten ontwikkelen om data in het belang van mensen in te zetten, zoals bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam al doet. En gebruikers van de techdiensten, u en ik, kunnen zich verenigen om zo de macht van de massa te organiseren. Het is hoog tijd de sociale en economische uitdagingen die de opkomst van techgiganten heeft gebracht, aan te pakken.
Door kennis, macht en inkomen te spreiden is een tegenbeweging mogelijk die de samenleving niet overlaat aan de commerciële overwegingen van Amerikaanse giganten maar die in de wereld van persoonlijke gegevens en kunstmatige intelligentie traditionele waarden als zorg voor elkaar, vrijheid voor het individu, bescherming tegen discriminatie, en gelijke toegang voor iedereen in een nieuwe vorm gieten. Om dat te bereiken zal de oude generatie van politici en beleidsmakers niet moeten schuwen in gesprek te gaan met hun kinderen, neefjes en nichtjes, buurjongens en -meisjes. Zij begrijpen de fundamentele veranderingen hoogstwaarschijnlijk eerder en beter.
- 1Yuval Harari, What Kids Need to Learn to Succeed in 2050, Medium.com, september 2018: https://medium.com/s/youthnow/yuval-noah-harari-21-lessons-21st-century-what-kids-need-to-learn-now-to-succeed-in-2050-1b72a3fb4bcf.
- 285,3% resp. 84,2% van de ondervraagden is het met die stelling eens of zeer eens.
- 3Zuboff heeft hiervoor de term surveillance-kapitalisme geïntroduceerd. Shoshana Zuboff (2019), The Age of Surveillance Capitalism: The Fight for a Human Future at the New Frontier of Power, Hachette Book Group.
- 4https://datatransferproject.dev/
- 5https://solid.mit.edu/
- 6Zie ook Canoy, Bruggert, Noé & Polman, Online-platformen stellen mededingingsautoriteiten voor uitdagingen, ESB Publieke Belangen, Jaargang 103 (4768S), 20 december 2018.
- 7Zie Bolt & Van der Leij, Ontwrichting van tweezijdige markten door platformen, ESB Publieke Belangen, Jaargang 103 (4768S), 20 december 2018.
- 8Cathy O'Neil, Weapons of Math Destruction, Broadway Books, New York 2016.
- 9https://www.ft.com/content/3a0351b6-2ab9-11e9-88a4-c32129756dd8
- 10https://decodeproject.eu/pilots