Terwijl de sociaal-democratie vroeger opkwam voor de gewone man en vrouw, doet zij wat gewone mensen beweegt nu af als ‘onwelriekend populisme’. Dat is haar duur komen te staan bij de laatste parlementsverkiezingen.
Wat kan de PvdA van de VVD uit pakweg de laatste kwart eeuw leren voor wat betreft het omgaan met een verkiezingsnederlaag? Helaas, op dat gebied is de VVD een slechte leermeester. Niet omdat wij liberalen minder (zware) verkiezingsnederlagen hebben geleden dan de PvdA. Nee, de VVD is gewoonweg niet goed in het bedrijven van introspectie op zo’n moment.
Na de zwaarste nederlaag die de VVD in haar geschiedenis heeft geleden, de dreun van 38 Kamerzetels naar 24 in 2002, verzuimde de partij een analyse te maken. Vier jaar later, nadat zij van 28 op 22 Kamerzetels terugviel, werd er wel een evaluatiecommissie ingesteld. Deze commissie onder leiding van oud-minister Sybilla Dekker schoof de schuld van de nederlaag vrijwel geheel op de (vermeende) ‘verdeeldheid’ in de partij. Elk van de leiding afwijkend geluid zou volgens haar schadelijk zijn geweest. Analyse lag hier niet aan ten grondslag; men had slechts her en der in de partij zulke klachten opgevist. De oproep van de commissie-Dekker tot meer discipline gaf dan ook slechts weer waar tegenwoordig elk partijbestuur (helaas) van droomt: Ordnung muss sein. Maar dit is eerder de oorzaak van dan het medicijn tegen de gegroeide irrelevantie van politieke partijen. Indien partijen waarin veel discipline heerst geen verkiezingsnederlagen zouden lijden, konden we op verkiezingsdagen niet alleen zien dat alle partijen verklaren te hebben gewonnen maar zou dit door de cijfers worden ondersteund. Iedereen winnaar, dat is natuurlijk onmogelijk.
O ja, en dan is er natuurlijk nog het meest recente zetelverlies van de VVD: 8 zetels minder in 2017 vergeleken met 2012. Ook hier heeft de VVD geen onderzoek naar ingesteld. Terecht, naar mijn mening. Zowel VVD als PvdA reikte in 2012 door de tweestrijd behoorlijk ver tot boven haar ‘eigenlijke’ omvang. Die aanzuigende werking bleef in 2017 uit. Met het resultaat van 33 zetels zat de VVD ditmaal keurig net iets boven de uitslag van 2010, toen het er 31 waren. Indien de PvdA afgelopen maart niet meer dan 8 zetels verlies zou hebben geleden, dus op 30 zetels zou zijn teruggevallen, had ik haar geadviseerd: bespaar je de kwelling van zelfanalyse en wees gewoon blij met wat je hebt overgehouden.
Geen enkele partij in ons land heeft meer aan analyse van haar nederlagen gedaan dan de PvdA. Ik bewonder die partij erom, ook al krijgt het soms trekjes van masochisme. Tot een structureel betere positie onder de kiezers heeft de boekenplank aan opeenvolgende rapporten intussen niet geleid. Zeker, de rapporten bevatten allerlei nuttige wenken. Maar het komt natuurlijk op de toepassing aan. En in elke partij, niet alleen de PvdA, laat de leiding zich in de praktijk veelal liever omringen met ja-knikkers dan met criticasters. Alle fraaie woorden over openheid en luisteren naar de kiezers ten spijt, valt er vaak veel groupthink in een zich steeds meer verengend kringetje waar te nemen.
Toch winnen sommige partijen terwijl andere verliezen. En op de lange electorale termijn bezien vergaat het de sociaal-democraten slecht. Niet enkel in Nederland; het is een Europees fenomeen. Een al decennialang veel gehoorde verklaring is dat de sociologische basis van sociaal-democraten is verdwenen: er is geen traditionele arbeidersklasse meer. Mij overtuigt deze verklaring niet. Op een paar mini-zuiltjes na – rond de SGP, de CU en een kern aan SP-gelovigen – kan geen enkele politieke partij meer op een vaste achterban rekenen, althans niet op een die meer dan een paar (hooguit acht) Kamerzetels bedraagt. Alle partijen zullen keer op keer om de extra zetels moeten strijden. Toeval speelt daar soms een rol, of een hype (zoals GroenLinks bij de meest recente verkiezingen wist te creëren rond de ‘Jessias’) maar het belangrijkste kenmerk dáárvan is dat deze altijd van korte duur zal blijken te zijn.
Echte kracht komt toch van een inhoudelijke herkenbare boodschap waarmee een partij
zich weet te onderscheiden. Dat inhoud er nauwelijks meer toe doet, ben ik dan ook met Simon Otjes (van GroenLinks) hardgrondig oneens. Een partij zal in een veld van toegenomen concurrentie juist kiezers moeten trekken met een geloofwaardige eigen boodschap. De kern van waar een partij voor behoort te staan, mag in geen geval worden verwaarloosd. Dat is de les die de VVD-commissie die er nooit is geweest, in 2002, uit de wanprestatie van Hans Dijkstal had behoren te trekken. Vlak voor die verkiezingen bleek uit een in opdracht van de Volkskrant verricht onderzoek dat de kiezers nog slechts één ding met de VVD associeerden: de financiële degelijkheid van minister van Financiën Gerrit Zalm. De hele verdere inhoudelijke nalatenschap van Bolkestein had Dijkstal weten te verkwanselen. Hij dacht nieuwe kiezers aan de linkerkant van de VVD te vinden, maar zag niet dat hij daardoor een groot deel van de traditioneel naar zijn partij neigende achterban van zich vervreemdde.
Er mag dan geen traditionele arbeidersklasse meer zijn, er is wel degelijk een groot segment aan kiezers dat de vertrouwde PvdA-boodschap aantrekkelijk vindt, te weten dat ‘eerlijk delen’ moet worden vertaald als ‘meer nivelleren’. Verkeerde politiek natuurlijk, merk ik als liberaal op, maar wel een waar een aanzienlijke markt voor is te vinden. En wat je Diederik Samsom ook kunt verwijten, dat meer nivelleren heeft hij de afgelopen kabinetsperiode voor elkaar gekregen. Waarom ging het dan toch mis voor de PvdA?
Samsoms eigen analyse luidt dat PvdA’ers veel meer dan VVD’ers ontevreden types zijn. In plaats van te vieren wat is binnengehaald, blijven ze zaniken over wat ze niet hebben weten te bereiken. Wie ben ik om Samsom op dit punt tegen te spreken? Maar het is niet de hele verklaring voor de verkiezingsnederlaag, laat staan voor het gegeven dat de sociaal-democratie zich structureel in een crisis bevindt.
Volgens mij blijft een restant aan marxisme de PvdA in de weg zitten. Te weten de neiging om alle verklaringen voor maatschappelijke fenomenen in de sociaaleconomische onderbouw te zoeken. Terrorisme door fanatieke moslims bedreven; sociaal-democraten zoeken de oorzaak in armoede. Ook al wijst onderzoek uit dat veel van deze terroristen uit een (in materieel opzicht) rijk milieu komen. Zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan. Het punt is dat de sociaal-democratie een blinde vlek heeft voor de culturele factor. Of, om het wat preciezer te beschrijven: voor wat mensen ten diepste beweegt. U leest het vast niet voor het eerst: sociaal-democraten houden van de mensheid maar zien de mensen niet staan.
Het is zelfs nog een graadje erger. Ooit kwam de sociaal-democratie op voor de gewone man en vrouw. Op het overdrevene af; het arbeidersleven werd verheerlijkt. Haalden ‘burgerlijke’ politici soms hun neus op voor het ongepolijste, dan bleek hieruit hun elitaire en anti-democratische aard. Inmiddels zijn de rollen omgekeerd. Wat gewone mensen beweegt, en wat zij vinden, wordt als onwelriekend ‘populisme’ afgeserveerd. De PvdA beziet haar eigen potentiële kiezers maar al te vaak met afkeer en minachting. Zij staat daarin niet alleen; D66 en GroenLinks steken haar daarbij naar de kroon. Maar dat zijn partijen die het niet van de gewone man en vrouw hoeven te hebben. De PvdA kan zich daarentegen geen hautain gedrag veroorloven.
De kiezers zijn ook zo gek nog niet. Zij hebben er een fijne neus voor hoe partijen over hen denken. Zij voelen het als zij niet serieus worden genomen, wanneer er op hen wordt neergekeken. De sociaal-democratie is verworden van een stroming die de stem van het volk wilde doen klinken tot een die het volkse vreest. Aan de overzijde van de Atlantische Oceaan heeft een linkse politica dit in één woord weten te vatten: deplorables.
Wil de sociaal-democratie herrijzen dan dient zij de huiver voor de stem van het volk van zich af te schudden. Dat is misschien lastig voor een partij die steeds meer is gaan bestaan uit bestuurders. Maar wat is het bestaansrecht van een PvdA die zich van de ‘gewone’ man of vrouw heeft afgekeerd?