Tijdens de vorige verkiezingen voor het Europees Parlement was Frans Timmermans door de sociaal-democratische fractie in het Parlement voorgedragen als Spitzenkandidat, en daarmee als hun beoogd voorzitter van de Europese Commissie. Maar de regeringsleiders benoemden uiteindelijk niet-Spitzenkandidat Ursula von der Leyen als Commissievoorzitter. Wat stelt de Spitzenkandidaten-procedure nu nog voor?

Paul Post
Advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek te Amsterdam en gespecialiseerd in Europees recht en mededingingsrecht. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.

In juni zijn er weer Europese verkiezingen. EU‑burgers kunnen zich dan uitspreken over vraagstukken als klimaatverandering, migratie en de oorlog in Oekraïne. Onzeker is of kiezers met hun stem ook bepalen wie als voorzitter van de Europese Commissie het voortouw zal nemen in de aanpak van deze thema's, of dat de regeringsleiders over deze benoeming beslissen zoals in 2019, toen zij Ursula von der Leyen naar voren schoven. Die vraag is de inzet van de zogenaamde Spitzenkandidaten-procedure.

De strijd over de benoeming van de Commissievoorzitter is essentieel voor de constitutionele verhoudingen tussen de uitvoerende en wetgevende machten van de Europese Unie en biedt inzicht in haar constitutionele ontwikkeling. In de kern gaat het om het volgende: vindt de Commissievoorzitter (en in het verlengde daarvan, de Commissie) primair legitimiteit in de steun van de regeringsleiders in de Europese Raad, of veeleer in de uitkomst van de verkiezingen van het Europees Parlement?

In dit artikel bespreek ik eerst de voorgeschiedenis van de Spitzenkandidaten-procedure. Vervolgens ga ik in op de lotgevallen van de Spitzenkandidaten – het initiële succes in 2014 en het daaropvolgende echec in 2019. Tot slot bied ik een vooruitblik op 2024, waaronder de initiatieven om de Europese kieswet aan te passen.

Achtergrond

In 1979 werd het Europees Parlement voor het eerst direct verkozen. Zijn bevoegdheden waren toen nog beperkt en het Parlement had ook nog geen formele rol in de benoeming van de Commissie en haar voorzitter – dat was het domein van de lidstaten. In de Europese Raad maakten de regeringsleiders onderling uit wie Commissievoorzitter werd.

De ondergeschikte rol zou daarna snel evolueren. Opeenvolgende verdragswijzigingen zorgden ervoor dat het Parlement aanzienlijke wetgevende en budgettaire bevoegdheden verwierf. Het Parlement kreeg bovendien een formele rol in het benoemingsproces van de Commissievoorzitter. Sinds de jaren negentig bepaalt het verdrag dat de Europese Raad een kandidaat voordraagt, waarna het Parlement over die voordracht stemt. Hiermee is een samenspel tussen Raad en Parlement gecreëerd, maar het blijft de Europese Raad die een kandidaat selecteert.

De wetgevende macht van het Parlement groeide dan wel gestaag, maar dat gold niet voor de publieke aandacht voor het functioneren van het Parlement. De verkiezingsopkomst daalde – waar in 1979 nog 62% van de Europese stemgerechtigden stemde, kwam in 1999 voor het eerst minder dan de helft naar de stembus en bracht in 2009 nog maar 43% een stem uit.[1]

In het debat over de vraag hoe deze trend te keren en het 'democratisch tekort' van de Europese Unie aan te pakken, was de relatie tussen Commissie en Parlement een terugkerend thema. Door de Unie te 'parlementariseren' en een verhouding op te bouwen die vergelijkbaar is met die tussen nationale parlementen en regeringen – inclusief parlementaire vragen, hoorzittingen en vertrouwensstemmingen – konden beide instellingen aan aanzien en legitimiteit winnen, zo werd betoogd.

Het voorzitterschap van de Europese Commissie was hierbij een cruciale schakel. Als een van de gezichten van de Unie kon deze politicus rekenen op bekendheid bij het electoraat. Als de invulling van deze post tot inzet van de verkiezingen kon worden gemaakt, dan zouden de Europese verkiezingen aan betekenis winnen, terwijl die voorheen vaak als 'second-order elections' werden weggezet.[2]

Een pan-Europese verkiezingscampagne zou frisse energie geven aan het Europese politieke debat en de publieke aandacht aanwakkeren, terwijl de Commissie(voorzitter) gezag zou kunnen ontlenen aan een eigen electoraal mandaat. Net zoals het in Nederland gebruikelijk is dat de lijsttrekker van de grootste partij probeert een regering te vormen en minister-president te worden (of dat voor die positie een 'premierskandidaat' naar voren wordt geschoven), zou de Spitzenkandidat van de winnende Europese partij de Commissie mogen leiden. Voorstanders hoopten dat het systeem niet alleen beide instellingen een boost zou geven, maar ook de democratische legitimiteit van de Unie als geheel zou versterken.

Tegenstanders wezen tegelijkertijd op de rol van de Commissie als neutrale, onpartijdige 'guardian of the treaties'. De Commissie bewaakt de naleving van de verdragen en kan de lidstaten waar nodig terechtwijzen en bestraffen. Het politiseren van de benoeming van de Commissievoorzitter zou de vervulling van deze rol bemoeilijken. Een Commissievoorzitter met een eigen electoraal mandaat zou bovendien een machtsverschuiving van de lidstaten naar de Europese instellingen kunnen opleveren – geen muziek in de oren van eurocritici.

De laatste herziening van de Europese verdragen (Lissabon 2007, in werking sinds 2009) liet de benoemingsprocedure van de Commissievoorzitter schijnbaar ongewijzigd. De voordracht bleef het terrein van de regeringsleiders; het Parlement hield recht van instemming (alhoewel de kandidaat nu werd 'gekozen' in plaats van 'goedgekeurd'). Ook werd een zinsnede aan de tekst van het desbetreffende verdragsartikel toegevoegd: de voordracht door de regeringsleiders zou geschieden, 'rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging'.[3] Die wijziging zou het Spitzenkandidatenproces onverwachts wind in de zeilen geven.

Eerste bedrijf: het succes van Juncker

In aanloop naar de Europese verkiezingen van 2014 sloegen Commissie en Parlement de handen ineen om met verwijzing naar de aangepaste verdragsbepaling het benoemingsproces van de Commissievoorzitter op zijn kop te zetten.[4] 'Deze keer is het anders', was de leus van het Parlement – de kiezer stemde niet langer alleen voor het Parlement, maar bepaalde ook wie er Commissievoorzitter werd.

In verschillende uitingen werden Europese politieke partijen opgeroepen om een Spitzenkandidat te kiezen die als kandidaat-voorzitter zou fungeren.[5] Het Parlement zou vervolgens alleen de winnende Spitzenkandidat als Commissievoorzitter accepteren – anders zou geen 'rekening worden gehouden met de verkiezingen'. Een staaltje politiek-constitutioneel spel: het Parlement gebruikte zijn instemmingsrecht om ook de voordracht van de Commissievoorzitter naar zich toe te trekken.

De belangrijkste partijen droegen aldus een Spitzenkandidat voor en lanceerden een verkiezingscampagne.[6] Kandidaten bezochten verschillende lidstaten en gingen meermaals in debat. De publieke aandacht was relatief gering, maar met name in de grootste EU-lidstaat, Duitsland, kregen de Spitzenkandidaten enige bekendheid.[7] Toen bleek dat de christendemocratische EVP de grootste partij was geworden, spraken de Europese sociaal-democraten (S&D) pijlsnel hun steun uit voor EVP-Spitzenkandidat Juncker.[8] Daarmee was een parlementaire meerderheid geboren die vastbesloten leek om aan Juncker vast te houden.

Voorstanders van Juncker stelden dat iedere andere voordracht kiezersbedrog zou zijn. Tegenstanders, zoals de Britse premier David Cameron, zagen het Spitzenkandidatensysteem daarentegen als een onrechtmatige verschuiving van macht van de lidstaten naar het Parlement, in strijd met het Europese verdrag.[9]

Zij wezen ook op de voornaamste zwakke plek van het initiatief: omdat de Europese verkiezingen nationaal georganiseerd zijn, verschijnen de Spitzenkandidaten hoogstens in hun eigen land op de kieslijst en kon bijvoorbeeld een Nederlandse kiezer per definitie niet op Juncker stemmen. Zelfs de Europese partij van de Spitzenkandidaten staat niet op het stembiljet, wat de link nog indirecter maakt: een stem voor het CDA is dan een stem voor de EVP, is een stem voor Juncker.

De argumenten van Cameron en anderen ten spijt zijn het de voorstanders van de procedure die deze ronde het pleit winnen. Na lang aarzelen schaart ook de toenmalige Duitse bondskanselier Angela Merkel zich achter Juncker. Waar de Europese Raad gewoonlijk bij consensus beslist, is nu een stemming nodig, waarin Cameron en zijn Hongaarse evenknie Viktor Orbán de enige dissonanten zijn in een uitslag die in het rugby niet zou misstaan (26-2). Het Parlement stemt vervolgens met de voordracht in, uiteraard. De coup is geslaagd, de Spitzenkandidat is Commissievoorzitter geworden.

Tweede bedrijf: dea ex machina

Junckers benoeming was een belangrijke overwinning voor het Parlement en in de aanloop naar de verkiezingen van 2019 leek het er geenszins op dat het Parlement deze zege uit handen zou geven.[10] Opnieuw benadrukten Parlement en Commissie het belang van de procedure en schoven de Europese partijen kandidaten naar voren: vanuit de EVP was dat ditmaal Manfred Weber, terwijl de S&D koos voor Frans Timmermans.

Zelfs de eurosceptische ECR schoof ditmaal een kandidaat naar voren. Tegelijkertijd bereidde ook de Europese Raad zich voor op een nieuwe institutionele schermutseling: de voordracht van de Commissievoorzitter was hun 'autonome bevoegdheid' en nominatie van een Spitzenkandidat zou dan ook 'geen automatisme zijn'.[11]

De uitslag van de verkiezingen zorgde voor gemengde reacties. Met 51% was de opkomst aanzienlijk hoger dan eerder, hetgeen door sommigen aan het Spitzenkandidatensysteem werd toegeschreven.[12] Tegelijkertijd verloren de traditionele machtsblokken EVP en S&D terrein en behaalden zij voor het eerst geen gezamenlijke meerderheid in het parlement. Daar kwam bij dat de EVP weliswaar opnieuw de grootste werd, maar dat Spitzenkandidat Weber een gevoelig verlies leed in het eigen Duitsland. Weber ontbeerde bovendien de politieke ervaring van Juncker, die als regeringsleider zelf bijna twee decennia onderdeel was geweest van de Europese Raad.

Het zou uiteindelijk diverse bijeenkomsten van de Europese Raad vergen om tot een nominatie te komen. De regeringsleiders lieten zich geen kandidaat opleggen. Weber kon op onvoldoende steun rekenen en ook een voorstel om Timmermans tot Commissievoorzitter te maken en Weber tot voorzitter van het Parlement, werd uiteindelijk afgewezen.

Orbàn, die in 2014 nog vruchteloos verzet had aangetekend tegen Junckers voordracht, wist hier de weerstand te verzilveren die Timmermans opriep als aanjager van de EU-bemoeienis met de rechtsstaten van onder meer Hongarije en Polen. De machtsstrijd leidde uiteindelijk tot de nominatie van een buitenstaander, een dea ex machina: de Duitse minister Von der Leyen.

De parlementaire stemming over Von der Leyen betekende de lakmoesproef voor de Spitzenkandidaten-procedure. Zou het Parlement de eerdere woorden gestand doen en haar kandidatuur afwijzen, of zouden andere (partij)belangen toch zwaarder wegen? Het laatste, zo bleek. Het Parlement stemde uiteindelijk schoorvoetend en met kleine meerderheid (383 stemmen, waar 374 nodig waren) in met haar benoeming. Kennelijk was de nieuwe procedure nog onvoldoende geworteld. Kiezersbedrog, reageerden critici.

De Europese Raad won daarmee het institutionele steekspel, terwijl het Parlement met een doekje voor het bloeden achterbleef – Von der Leyen benadrukte in haar eerste toespraak dat de procedure waarmee zij zelf op haar post belandde, aan hervorming toe was en suggereerde na te denken over transnationale kieslijsten.[13] Haar aantreden lijkt desondanks het einde te betekenen van de Spitzenkandidaten: 'I was the first and last Spitzenkandidat' – grapte Juncker.[14]

Derde bedrijf? Vooruitblik naar de verkiezingen van 2024

Von der Leyen stelde in 2019 voor dat ruim voor de volgende verkiezingen nieuwe regels van kracht zouden moeten worden, maar de werkelijkheid is sindsdien weerbarstig gebleken. Initiatieven om het Spitzenkandidaten-systeem een formele grondslag te geven, zijn gestrand. Het is dan ook bepaald geen vanzelfsprekendheid dat het Spitzenkandidaten-initiatief een vervolg krijgt in de context van de verkiezingen van 2024.

Eerst de verkiezingsregels. De Europese verkiezingen hebben nu vooral een nationaal karakter. Zo verschillen de minimumleeftijd, het kiessysteem en zelfs de dag dat de verkiezingen worden gehouden van lidstaat tot lidstaat.[15] Het Parlement heeft daarom meerdere pogingen gedaan om de bestaande regels rond de verkiezingen te wijzigen en harmoniseren. Onderdeel van die voorstellen is ook het creëren van 'transnationale lijsten', zodat iedere EU-burger een stem kan uitbrengen op de Spitzenkandidaten. Het proces zou daarmee een formeler karakter krijgen en het zou aanzienlijk lastiger worden voor de Europese Raad om de Spitzenkandidaten te passeren.

Het wijzigen van de verkiezingsregels is echter geen sinecure. Het Parlement kan een voorstel doen, maar de Raad (van ministers) kan dat voorstel wijzigen en moet het unaniem goedkeuren. Na instemming van het Parlement dient het resulterende besluit bovendien door elk van de nationale parlementen te worden geratificeerd.[16] Op dit moment liggen er twee voorstellen.

Het eerste is in 2018 aangenomen, maar nog niet door alle nationale parlementen geratificeerd en daarom nog niet in werking getreden.[17] Deze aanpassing maakt het onder meer mogelijk om een naam of logo van Europese politieke partijen op stembiljetten te vermelden, zonder daartoe overigens te verplichten.[18]

Het gaat om een uitgeklede versie van het initiële voorstel van het Parlement. Bepalingen over een pan-Europees kiesdistrict om ‘Spitzenkandidaten’ een institutionele basis te geven en een verplichting voor Europese politieke partijen om een Spitzenkandidat te nomineren bleken onaanvaardbaar.[19]

Het tweede voorstel dateert van 2022, maar de Raad heeft hierop nog niet formeel gereageerd.[20] Het Parlement stelt hierin opnieuw voor om een transnationale kieslijst te creëren met officiële Spitzenkandidaten.[21] Dat het voorstel in deze vorm wordt aangenomen, is buitengewoon onwaarschijnlijk – al was het maar omdat diverse nationale parlementen reeds hun bedenkingen hebben geuit, waaronder de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer.[22]

Wat betekent dit alles voor de Spitzenkandidaten-procedure? Duidelijk is dat de benoeming van Von der Leyen als niet-Spitzenkandidat het primaat heeft teruggebracht bij de Europese Raad, waar een voordracht van Weber of Timmermans een bestendiging was geweest die lastig om te keren zou zijn. Daar komt bij dat, gelet op het gebrek aan vooruitgang op institutioneel vlak, het Spitzenkandidaten-proces noodzakelijkerwijs informeel van karakter zal blijven.

Toch is het systeem nog niet dood en begraven. Op dit moment lijkt het erop dat de meeste partijen een Spitzenkandidat zullen nomineren voor de verkiezingen van 2024. Allereerst geldt dat de EVP naar alle waarschijnlijkheid een kandidaat naar voren zal schuiven, nu haar statuten expliciet voorzien in het verkiezen van een Spitzenkandidat.[23]

De S&D heeft zich weliswaar nog niet uitgesproken, maar het ligt in de lijn der verwachting dat ook zij een kandidaat nomineert. Het congres van de liberale ALDE heeft eveneens voorgesteld een Spitzenkandidat te nomineren, terwijl ook en de Groenen al hebben aangegeven dat opnieuw te doen. Alleen de eurosceptische ECR en ID zullen geen kandidaat nomineren.

Al met al lijkt er dus opnieuw een lijsttrekkersstrijd tot stand te komen. Of dat er ook toe zal leiden dat een Spitzenkandidat tot voorzitter wordt benoemd, is lastig te voorspellen. Peilingen geven op dit moment aan dat de EVP opnieuw de grootste partij zal worden, terwijl Von der Leyen steun lijkt te genieten voor een tweede termijn. Vanuit dat oogpunt is cruciaal of zij zichzelf als Spitzenkandidat laat kandideren door haar politieke partij, de EVP.[24] Vertrouwt zij voor haar machtsbasis opnieuw op de Europese Raad, of meldt zij zich als Europa-brede lijsttrekker (Spitzenkandidat) en waagt zij de sprong naar het Parlement als patroon?

Het is voor Von der Leyen een waagstuk, overstappen van Europese Raad naar Parlement als basis van haar machtspositie, met tegenvallende peilingen voor het EVP als achtergrond – maar het zou haar aanzien en legitimiteit kunnen versterken en haar richting de Europese Raad een meer autonome positie verschaffen. Tot nu toe heeft zij in dit kader aangegeven niet op de Duitse kieslijst te willen staan, maar houdt zij zich op de vlakte over een eventuele EVP-kandidatuur.

Het zou de stembusgang in ieder geval van een Europees narratief en gezicht voorzien en een duidelijke inzet geven – krijgt Von der Leyen een tweede termijn? En bij succes wordt het politieke karakter van de Commissie versterkt – niet voor niets beschreef de succesvolle Spitzenkandidat Juncker zijn Commissie als een 'politieke Commissie'.[25]

Mocht Von der Leyen het Spitzen-pad bewandelen en vervolgens worden herbenoemd, dan zou dat een herbevestiging zijn van het Spitzenkandidatenproces en een opsteker voor de constitutionele vernieuwing van de Europese Unie. In andere scenario's zal een renaissance van het Spitzenkandidatensysteem voornamelijk afhankelijk zijn van de bereidheid van (de diverse partijen in) het Parlement om voet bij stuk te houden en niet‑Spitzenkandidaten af te wijzen. Maar op het eerste gezicht lijkt onwaarschijnlijk dat het EVP-contingent Von der Leyen zou afwijzen, zelfs als zij geen Spitzenkandidat zou zijn. Het wordt buitengewoon interessant om deze ontwikkelingen de komende periode te volgen.

Op de langere termijn zijn het de voorgestelde veranderingen in het kiessysteem die de grootste potentie hebben om het Spitzenkandidatensysteem te reanimeren. Die veranderingen lijken op dit moment echter ver weg, gelet op de weerstand tegen een gedeelte van de initiatieven en de strenge ratificatie-eisen. De institutionele strijd om de verkiezing van de Commissievoorzitter zal dus blijven voortduren.

Noten

[1] In Nederland liggen deze percentages nog een stuk lager – van 58,1% in 1979, naar een dieptepunt van 30% in 1999 naar 41,8% bij de laatste verkiezingen in 2019.
[2] Zie K. Reif & H. Schmitt (1980). 'Nine second-order national elections: A conceptual framework for the analysis of European election results', European Journal of Political Research, afl. 1, p. 3–44. Zie ook: P. Ehin & L. Talving (2021). 'Still second-order? European elections in the era of populism, extremism, and Euroscepticism', Politics, afl. 4, p. 467–485.
[3] Artikel 17(7) Verdrag betreffende de Europese Unie. Deze frase is iets sterker geformuleerd in de Duitse en Spaanse taalversies, waarin de Europese Raad wordt opgedragen rekening te houden met 'das Ergebnis' respectievelijk 'el resultado' van de verkiezingen. Volledigheidshalve: het is vaste rechtspraak dat de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gelijkelijk authentiek zijn. Zie bijvoorbeeld Europees Hof van Justitie, 16 juni 2022, Haven van Brussel, C‑229/21, EU:C:2022:471, punt 56, met verdere verwijzingen.
[4] Zie over de Spitzenkandidatenprocedure in 2014 meer uitgebreid mijn artikel P. Post (2016). Deze keer is het anders. De Spitzenkandidatenprocedure voor de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie. In: Ars Aequi, afl. 9, p. 581-589.
[5] Resolutie van het Europees Parlement van 22 november 2012 over de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014 (P7_TA(2012)0462), PbEU 2015, C 419/27, p. 185.
[6] Zie voor een beschrijving van de campagnes N. Peñalver García & J. Priestley (2015). The Making of a European President, New York: Palgrave Macmillan, hoofdstuk 6.
[7] Zie hierover S. Hobolt (2014). ‘A vote for the President? The role of Spitzenkandidaten in the 2014 European Parliament elections’, Journal of European Public Policy, afl. 10, p. 1528-1540.
[8] C. de Gruyter, S. Alonso, 'Hoe een Duits een-tweetje Juncker aan de macht hielp', NRC Handelsblad 28 juni 2014.
[9] Een opinieartikel van Cameron verschijnt op 13 juni 2014 in diverse Europese kranten, waaronder de Irish Times ook Le Monde en de Süddeutsche Zeitung. Zie Invented’ process to appoint President of European Commission is damaging to democracy.
[10] Zie over de Spitzenkandidatenprocedure in 2019 meer uitgebreid mijn artikel P. Post (2020). Het einde van de Spitzenkandidatenprocedure? De evolutie van het benoemingsproces van de Commissievoorzitter, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht, afl. 11, p. 179–194.
[11] Europese Raad, Remarks by President Donald Tusk following the informal meeting of the 27 heads of state or government on 23 February 2018, 23 februari 2018.
[12] Ook in Nederland steeg de opkomst, van 37,3% naar 41,9%.
[13] Von der Leyen, Een Unie die de lat hoger legt. Mijn agenda voor Europa, Politieke Beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie, 2019-2024, p. 23.
[14] EUObserver (2019). Junker: ‘I was first and last Spitzenkandidat.’
[15] Zie Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, PB 1976, L 278, p. 5, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/772/EG, Euratom van de Raad van 25 juni en 23 september 2002, PbEG 2002, L 283, p. 1.
[16] Zie Artikel 223 lid 1 VWEU.
[17] Besluit (EU, Euratom) 2018/994 van de Raad van 13 juli 2018, PbEU 2018, L 178, p. 1. Het besluit is wel (stilzwijgend) goedgekeurd door Nederland. Zie Kamerstukken 2018-19, 35 076, nr. A/1.
[18] Zie artikel 3 ter. Overigens heeft de Commissie als onderdeel van haar voorstel om de regels over de financiering van Europese politieke partijen te actualiseren (COM(2021) 734 final), een verplichting voorgesteld voor nationale partijen om het logo van de Europese politieke partij waarbij zij zijn aangesloten bovenaan hun website op te nemen. Dit voorstel bevindt zich nu in de triloogfase.
[19] Zie artikel 2 bis en artikel 3 septies van het voorstel van het Europees Parlement, hetgeen als bijlage is opgenomen bij de resolutie van het Europees Parlement van 11 november 2015 over de hervorming van de kieswet van de Europese Unie (P8_TA(2015)0395), PbEU 2017, C 366/02, p. 7.
[20] Resolutie van het Europees Parlement van 3 mei 2022 over verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (P9_TA(2022)0129), nog niet gepubliceerd in het PbEU.
[21] Zie artikel 15. Een aanbeveling voor transnationale kieslijsten was overigens ook een van de voorstellen van de Conferentie over de toekomst van Europa. Zie voorstel 38, onder 4, van Report on the Final Outcome.
[22] Beide Kamers brachten een negatief advies uit ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel, een zogenaamde 'gele kaart' (zie Kamerstukken 2021-22, 36 104, nr. 5 en 36 104, nr. C). Ook vanuit Denemarken, Ierland en Zweden werd formeel geprotesteerd (zie Tweede Kamer, 2022–23, 21 501-02, nr. 2651, p. 3). Dit alles was onvoldoende om het ontwerp opnieuw in overweging te doen nemen, omdat daar ten minste een derde van de nationale parlementen (9 parlementen of 18 stemmen) voor nodig zijn. Zie artikel 12(b) VEU en Protocol 3, artikel 7(2). Overigens werd vanuit Nederland ook een gele kaart getrokken tegen het voorstel van het Parlement uit 2015 – zie 34 361, nr. 6 (bijlage) en 34 361 nr. B.
[23] Zie artikel 18.
[24] Het Duitse coalitieakkoord tussen SPD, Groenen en FDP gunt de Eurocommissaris aan de Groenen, tenzij de Commissievoorzitter uit Duitsland afkomstig is – waarmee vooruit lijkt te worden gelopen op een mogelijke herbenoeming van Von der Leyen.
[25] Juncker, Speech by President Juncker on review of his Commission, 22 oktober 2019.

Auteur(s)

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.