Door: Wimar Bolhuis
Redacteur S&D, universitair docent Universiteit Leiden
Vergelijkingen met de oliecrisis uit 1973 vlogen ons om de oren. Te begrijpen, de televisietoespraak van minister-president Rutte in deze coronacrisis was de eerste na die van Joop Den Uyl toen. Den Uyl besloot dat particulieren benzine alleen nog op de bon konden krijgen en vroeg burgers zuinig te zijn met huiselijke verwarming en verlichting, zodat de economie - zeer afhankelijk van olie - langer overeind gehouden kon worden en de werkloosheid beperkt werd.
Historisch werden, zeker voor sociaal-democraten, deze zinnen: ‘Zo bezien, keert de wereld van voor de oliecrisis niet terug. Wij zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie. Daardoor zal ons bestaan veranderen.’ Later bleek inderdaad dat het bestaan zou veranderen, maar niet dat Nederland zuiniger omging met grondstoffen en energie.
In het oog van de storm is het nog moeilijker om de toekomst scherp te zien.
Ook in deze coronacrisis hoor ik vaak ‘die tijd komt nooit meer terug’. Maar is dat echt zo? Gaan de maatschappij, de samenleving en de economie van ons land door deze crisis blijvend veranderen? Ik hoop het van harte. Alleen moet de politiek hiervoor wel het ijzer smeden als het heet is. Nu! Of over precies een jaar bij de onderhandelingen over het nieuwe regeerakkoord.
We worden plots hard met de neus op het feit gedrukt dat flexwerkers – tijdelijke contracten, uitzendcontracten, nulurencontracten, overeenkomsten van opdracht – bij een economische crisis keihard de eerste klappen opvangen. Ze zijn het grote stootkussen van onze economie en arbeidsmarkt. Al jaren waarschuwen wetenschappers, commissies en internationale organisaties voor deze enorm zwakke plek en stellen dat de sociale zekerheid van de Nederlandse flexwerkers verstevigd moet. Nationaal was de politieke tegenstand altijd groot.
Gedwongen door de coronacrisis besluit de regering nu dat werkgevers een tegemoetkoming in loonkosten krijgen om flexwerkers in dienst te kunnen houden en dat zelfstandigen tijdelijk zonder voorwaarden een bijstandsuitkering kunnen krijgen. Ongekende, goede moves. En tot voorheen onmogelijk bij VVD, CDA en D66. Maar nu is het wel zaak structureel een goed vangnet voor flexwerkers op te tuigen.
Ook kan Nederland plots niet meer ontkennen dat bij een volksgezondheids- en economische crisis de frontlinie bestaat uit de publieke sector en laagbetaald werk. Denk vooral aan de zorg en het welzijn, maar ook aan de politie, defensie, UWV en Belastingdienst. Van de wetenschap wordt nu snel hulp verwacht: beademingsapparatuur, mondkapjes, het liefst een vaccin. De waardering is groot: we klappen massaal voor de helden in de zorg, delen foto’s en filmpjes op sociale media, op tv worden dagelijks rapportages uitgezonden. Vakkenvullers groeien uit tot landelijke knuffeldieren, nu ze met gevaar voor eigen leven het hamsteren bijhouden.
Maar hoe zat het met hun economische waardering? Over veel van deze sectoren werden in de afgelopen tien jaar nullijnen, bezuinigingen en flexcontracten heen gestort. De bewierookte medewerkers ontvingen (net boven) het minimumloon, hadden onzeker werk en weinig zelfstandigheid. Het bedrijfsleven ging voor.
Ik mag hopen dat die tijd nooit meer terugkomt.