Jonge kiezers stemmen steeds minder vaak op de PvdA en de oude generatie trouwe PvdA-stemmers wordt steeds kleiner. Onder linkse jongeren zijn progressieve kosmopolitische partijen als GroenLinks en D66 veel populairder. De PvdA heeft nog steeds een kans bij nieuwe generaties, maar dan moet ze wel dringend een aantal strategische keuzes maken voor de lange termijn.

Door: Roderik Rekker & Sarah de Lange
Roderik Rekker doet onderzoek naar generatieverschillen in stemkeuze aan de UvA. Sarah de Lange bekleedt de Dr. J.M. den Uyl-leerstoel aan de UvA.

Het bekende spreekwoord ‘wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ geldt bij uitstek voor politieke partijen. Het electoraat van de PvdA is echter sinds 2017 sterk vergrijsd. Uit het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) blijkt dat de gemiddelde leeftijd van PvdA-kiezers bij de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021 maar liefst 60 jaar was. De typische, of in statistische termen mediane, PvdA-kiezer was zelfs 63 jaar oud. Samen met het CDA en 50PLUS heeft de PvdA daarmee het meest vergrijsde electoraat van alle Nederlandse partijen. Op de linkerflank is ook het electoraat van de SP relatief op leeftijd, terwijl concurrenten als BIJ1, D66, DENK, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en Volt juist populair zijn onder relatief jonge kiezers.

Figuur 1 Rekker en De Lange

De vergrijzing van het electoraat is niet uniek voor de PvdA. Ook andere sociaal-democratische partijen in Europa hebben met dit fenomeen te maken. Ondanks haar verkiezingsoverwinning in september 2021 deed de Duitse SPD het bijvoorbeeld niet onder alle leeftijdsgroepen even goed. De partij werd vooral groot dankzij oudere kiezers (32% van de stemmen bij 60 tot 69-jarigen en 35% van de stemmen bij 70-plussers), terwijl jongere kiezers de partij veel minder vaak steunden (15% onder 18 tot 24-jarigen en 17% onder 25 tot 35-jarigen). Ook de Belgische, Deense, Finse, Oostenrijkse, Zweedse, en Zwitserse sociaal-democraten zijn bij jonge kiezers minder populair dan bij oudere stemmers.[1]

Alhoewel het niet nieuw is dat de PvdA niet bijzonder populair is bij verkiezingen onder jongeren, is de recente impopulariteit opvallend. In figuur 2 is te zien dat de PvdA sinds 1971, het vroegste moment waarvoor NKO-data beschikbaar zijn, bij de meeste verkiezingen een electoraat van gemiddelde leeftijd wist aan te spreken. Bij sommige verkiezingen in deze periode is het electoraat gemiddeld net iets ouder dan de Nederlandse kiezer (bijvoorbeeld in 1972 en 1994), bij andere verkiezingen net iets jongeren (bijvoorbeeld in 2010).

Tussen 1971 en 2012 wordt het PvdA-electoraat gemiddeld langzaam ouder, net als de gemiddelde inwoner van Nederland in deze periode. De gemiddelde leeftijd stijgt daarmee van een jaar of 40 in de jaren zeventig naar een jaar of 50 in de jaren tien van de eenentwintigste eeuw. In dit opzicht past de gemiddelde leeftijd van de PvdA-stemmer tot en met 2012 bij het beeld van een brede volkspartij in een vergrijzende samenleving.

De verloren verkiezingen van 2017 vormen echter een duidelijk kantelpunt voor de PvdA voor wat betreft de leeftijdsopbouw van haar electoraat. Figuur 2 laat zien dat de vergijzing van PvdA-kiezers in 2017 een vlucht neemt: de gemiddelde leeftijd van de PvdA-kiezers stijgt van 50 jaar in 2012 naar 60 jaar in 2017. Terwijl oudere kiezers bij de verkiezingen van 2017 de PvdA nog tot op zekere hoogte trouw blijven, verlaten jongere kiezers dat jaar massaal de partij. Door deze electorale verschuiving is de gemiddelde kiezer van de PvdA beduidend ouder geworden dan de gemiddelde Nederlander, en behoort de partij tot de meest vergrijsde van het land.

Het is onwaarschijnlijk dat deze ontwikkeling alleen met de deelname van de PvdA aan Rutte II samenhangt. Immers, in dezelfde periode vergrijst ook het electoraat van andere West-Europese sociaal-democratische partijen in hoog tempo. Bovendien treft deze ontwikkeling zowel de sociaal-democratische partijen die in deze periode regeringsverantwoordelijkheid hebben als de partijen die in de oppositie zitten, en de partijen die electoraal groeien en krimpen.[2]

Figuur 2 Rekker en De Lange

De recente vergrijzing van het electoraat van de PvdA, en dat van andere sociaal-democratische partijen, past bovendien in een internationale trend. Wereldwijd is er in de afgelopen jaren sprake van een sterke toename van verschillen in stemgedrag tussen jongeren en oudere kiezers.[3] Bij oudere kiezers blijven de traditionele volkspartijen, zoals sociaal-democraten en christendemocraten, populair, terwijl onder jongeren nieuwere bewegingen op meer aanhang kunnen rekenen.

In dit artikel laten wij zien dat achter deze tegenstelling in stemgedrag een bredere generationele kloof in politieke voorkeuren schuilgaat, en doordenken wij wat de opkomst van deze kloof betekent voor het langetermijnperspectief voor sociaal-democratische partijen. Bovendien bespreken we een aantal mogelijke oplossingsrichtingen voor sociaal-democratische partijen die willen verjongen.

Generatieverschillen in stemkeuze
De belangrijkste vraag bij het verklaren van verschillen in stemkeuze tussen jongeren en ouderen is of deze zijn toe te schrijven aan de leeftijd van kiezers (een zogenaamd levensloopeffect) of aan de periode waarin zij zijn opgegroeid en politiek volwassen zijn geworden (een generatie-effect). Levensloopverschillen ontstaan omdat mensen naar mate ze ouder worden soms van opvatting veranderen door de dingen die zij meemaken of omdat hun belangen verschuiven. Dat oudere kiezers vaker op 50PLUS stemmen dan jonge kiezers kan bijvoorbeeld te maken hebben met de specifieke belangen die mensen krijgen op een oudere leeftijd met betrekking tot bijvoorbeeld gezondheidszorg en pensioenen.

Generatieverschillen ontstaan omdat kiezers deels politiek worden gevormd in de periode waarin ze opgroeien en voor het eerst mogen stemmen. De meeste mensen blijven na ongeveer hun vijfentwintigste levensjaar bijvoorbeeld bij hun belangrijkste politieke opvattingen. Iemand die op deze leeftijd rechts en nationalistisch is zal zelden op oudere leeftijd nog links en kosmopolitisch worden.[4] Daarbij blijft een deel van de kiezers trouw aan de partij waar ze op stemden bij de eerste verkiezingen waarin ze kiesgerechtigd waren.[5] Oftewel, het politieke klimaat in een bepaalde historische periode kan een blijvende invloed hebben op de generatie die in deze tijd politiek gesocialiseerd werd.

Uit onderzoek blijkt dat verschillen in politieke opvattingen tussen jongeren en ouderen vaker voortkomen uit generatieverschillen dan uit levensloopverschillen.[6] Zo worden de opvattingen, en daarmee het stemgedrag, van kiezers beïnvloed door de maatschappelijke thema’s die relevant waren in de periode waarin zij politiek volwassen werden, maar ook door de politieke tegenstellingen die in die periode dominant waren, en het partijaanbod dat op dat moment bestond. Bovendien verschilt niet alleen het stemgedrag van oudere en jongere generaties, maar wordt het stemgedrag van deze generaties ook op een andere manier gemotiveerd.[7] Zo wordt het stemgedrag van kiezers geboren voor 1950 sterker beïnvloed door hun socio-demografische kenmerken, zoals sociale klasse en religiositeit, terwijl het stemgedrag van kiezers geboren tussen 1950 en 1970 sterker beïnvloed wordt door hun inhoudelijke standpunten.[8]

Het leeftijdsprofiel van PvdA-stemmers sluit aan bij deze onderzoeksbevindingen en laat duidelijke generationele verschillen in steun voor de partij zien. In figuur 3 is het Nederlandse electoraat opgedeeld in de vijf generaties die doorgaans in de literatuur worden onderscheiden: de vooroorlogse generatie (geboren voor 1946), de babyboomers (geboren tussen 1946 en 1964), de generatie X (geboren tussen 1965 en 1980), de millennials (geboren tussen 1981 en 1996) en de generatie Z (geboren na 1996). De figuur laat zien dat de PvdA in 2021 nog altijd de grootse aanhang heeft onder kiezers die zijn geboren voor 1946 en de kleinste aanhang onder millennials.

Als alleen de vooroorlogse generatie zou hebben gestemd in 2021, dan zou de PvdA bij de Tweede Kamerverkiezingen nog altijd 19 zetels hebben gehaald. PvdA en CDA zouden als klassieke verzuilingspartijen samen zelfs nog op 48 zetels zijn uitgekomen. De steun voor deze partijen onder de vooroorlogse generatie is zo hoog doordat deze kiezers politiek volwassen zijn geworden tijdens de verzuiling. Wie in deze tijd in een ‘rood gezin’ opgroeide kreeg met de paplepel ingegoten dat er bij verkiezingen op de PvdA gestemd zou worden. Veel mensen die in deze periode voor het eerst mochten stemmen steunden de PvdA en zijn dat de rest van hun leven blijven doen.

In figuur 3 is ook nog een licht hogere aanhang te zien voor de PvdA onder babyboomers, die geboren werden tussen 1946 en 1964 en voor het eerst mochten stemmen tijdens de roerige jaren zestig en zeventig. Ook dit is waarschijnlijk ten dele toe te schrijven aan de verzuiling, die in deze periode al wel afgenomen was maar nog niet was verdwenen, en aan de populariteit van Joop den Uyl bij jonge kiezers in deze periode.

De steun voor de PvdA ligt echter beduidend lager onder kiezers uit generatie X, millennials en generatie Z. Deze kiezers groeiden op na de verzuiling en voor hen was de keuze voor een bepaalde partij, of zelfs opkomen bij verkiezingen, geen vanzelfsprekendheid meer. Daarbij waren er toen deze kiezers voor het eerst mochten stemmen al meer linkse alternatieven voor sociaal-democratische partijen, zoals in Nederland bijvoorbeeld GroenLinks. Meer dan bij eerdere generaties zijn er onder deze mensen dus linkse kiezers die al van jongs af aan altijd op een andere linkse partij hebben gestemd dan de PvdA.

Figuur 3 Rekker en De Lange

Socialisatie in partijvoorkeur is echter niet het enige generationele verschil dat de steun voor de PvdA onder jongere generaties negatief beïnvloedt. Onderzoek naar de generatiekloof laat ook zien dat jongere generaties andere politieke overtuigingen hebben dan oudere generaties. Zo zijn de generaties X en de millennials economisch wat liberaler dan de babyboomers[9], die niet voor niets bekend staan als een linkse generatie.

Generaties die volwassen werden sinds de jaren tachtig werden gesocialiseerd in een tijd waarin de klassieke socialistische ideologie minder invloedrijk was dan voorheen. De periode waarin Joop den Uyl regeerde onder het motto ‘Spreiding van kennis, macht en inkomen’ hebben zij nooit meegemaakt. Tijdens de jaren tachtig en negentig waaide er een neoliberale wind door de politiek, uitgedragen door leiders als Margaret Thatcher en Ronald Reagan. Onderzoek laat zien dat generatie X en daaropvolgende generaties, waarschijnlijk als gevolg hiervan, rechtsere opvattingen hebben over economische vraagstukken.

Dit wil echter allerminst zeggen dat jonge generaties in alle opzichten rechts zijn geworden.[10]

Millennials en generatie Z’ers, die na de eeuwwisseling volwassen werden, hebben juist zeer progressieve en kosmopolitische opvattingen over thema’s als immigratie, Europese eenwording en klimaatbeleid.[11] Dit is waarschijnlijk het gevolg van het hogere opleidingsniveau van deze generaties en van het feit dat zij tijdens hun jeugd globalisering als een soort vanzelfsprekendheid zijn gaan zien.

Millennials en generatie Z’ers zaten bijvoorbeeld vaak als kind al met immigranten in de klas en kregen hun eerste zakgeld in euro’s. Daarbij groeiden deze generaties op in de periode na 9/11 en Pim Fortuyn, waarin de Nederlandse politiek gekenmerkt werd door een scherp debat over dit soort globaliseringsvraagstukken. Daarom laten deze jonge generaties dit soort thema’s ook relatief zwaar meewegen in hun stemkeuze.[12] Dit vertaalt zich in meer steun onder millennials en generatie Z’ers voor progressieve en kosmopolitische partijen zoals D66, GroenLinks, Volt, BIJ1 en de Partij voor de Dieren.

De PvdA is, samen met de SP, de enige linkse partij die niet profiteert van de progressieve opvattingen van jonge generaties over globaliseringsvraagstukken. Dit komt waarschijnlijk doordat deze meer klassiek linkse partijen door kiezers geassocieerd worden met economische vraagstukken zoals de verzorgingsstaat en herverdeling.[13]

Voor culturele thema’s zoals racisme en klimaatverandering ligt het ‘issue ownership’ (wat verwijst naar de mate waarin kiezers van mening zijn dat een partij competent op en gecommitteerd aan een thema is) eerder bij groene partijen en andere progressieve bewegingen.[14] Ondanks dat veel jongeren het op dit soort thema’s in principe met de PvdA eens zijn, kiezen de meeste van hen daarom toch voor andere linkse partijen die ze sterker met deze thema’s associëren, zoals BIJ1, D66, GroenLinks of Volt. Mitteregger laat overtuigend zien dat als gevolg van deze ontwikkelingen niet alleen in Nederland, maar ook in België, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland kiezers geboren na 1980 een grotere kans hebben om op groene dan op sociaal-democratische partijen te stemmen.[15]

Wij claimen in dit artikel dat de electorale neergang die de PvdA in de afgelopen decennia heeft doorgemaakt grotendeels verklaard kan worden door de vervanging van generaties kiezers die tijdens de verzuiling opgroeiden door nieuwe generaties die deze periode niet meer hebben meegemaakt. Om deze claim verder te onderbouwen analyseren we de generationele vervanging in het Nederlandse electoraat.

In figuur 4 is afgebeeld hoe de generationele opbouw van het Nederlandse electoraat zich heeft ontwikkeld sinds 1971. Vanaf eind jaren zeventig is een lange periode te zien waarin de vooroorlogse generatie en de babyboomers samen de dienst uitmaakten bij verkiezingen. Het omslagpunt waarna deze generaties niet meer in de meerderheid waren, ligt bij de verloren verkiezingen van 2017. Sinds deze verkiezingen bestaat de meerderheid van het Nederlandse electoraat uit kiezers die de verzuiling niet hebben meegemaakt en die minder vanzelfsprekend stemmen op klassieke verzuilingspartijen zoals de PvdA. De vooroorlogse generatie, die voor de PvdA decennialang een belangrijke steunpilaar was, speelt inmiddels nauwelijks nog een rol van betekenis in het electoraat en ook het aantal babyboomers in het electoraat zal teruglopen de komende jaren.

Figuur 4 Rekker en De Lange

Tezamen suggereren figuur 3 en figuur 4 dat de PvdA in nog zwaarder vaarwater zou kunnen komen naarmate ook de babyboomers de komende verkiezingen vervangen worden door generatie Z. De situatie waarin de SPD zich bevindt is wat dat betreft een belangrijke waarschuwing voor de PvdA. Uit de exitpolls valt af te leiden dat van alle Duitse partijen de sociaal-democraten in 2021 verhoudingsgewijs de meeste kiezers is verloren door overlijden.[16]

Dat de PvdA onder generatie X en latere generaties weinig stemmen haalde in 2017 en 2021 wil overigens niet zeggen dat kiezers uit deze generaties nooit op de PvdA hebben gestemd of dat ze dat nooit zouden willen doen. De meeste linkse kiezers, ook uit jongere generaties, hebben de PvdA in hun ‘keuzeset’.[17] Dit wil zeggen dat de PvdA één van de linkse partijen is die ze bij elke verkiezing overwegen.

De keuzeset van kiezers uit de jongere generaties is gemiddeld iets groter dan die van kiezers uit de oudere generaties, waardoor de concurrentie om deze groep kiezers steviger is.[18] Bij het bepalen van hun stem zijn kortetermijnfactoren als de populariteit van de lijsttrekker, de thema’s die centraal staan in de verkiezingscampagne, en de stand in de peilingen relevante gegevens.

Waar oudere generaties linkse kiezers tijdens de meeste verkiezingscampagnes trouw aan de PvdA blijven, geldt voor jongere generaties linkse kiezers dat ze meestal de voorkeur geven aan een andere linkse partij. Pas wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld door een premiersstrijd tussen een rechtse en linkse kandidaat, stemmen zij op de PvdA.[19] Om deze redenen stemden in 2012 ook relatief veel jonge kiezers op de PvdA. Deze verkiezingen vormen echter de uitzondering die de regel van het verlies van jonge kiezers in 2017 en 2021 bevestigt.

Oplossing 1: verjong de kandidatenlijst
Een eerste mogelijkheid voor de PvdA om meer jongeren aan te spreken is door verjonging van de kandidatenlijst. Voor deze strategie koos de partij bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 door maar liefst vijf jongeren onder de dertig bij de eerste twintig kandidaten op de lijst te zetten. Deze strategie is een belangrijke eerste stap naar verjonging van het electoraat, omdat jongere politici een partij kunnen helpen in contact te blijven met de leefwereld van millennials en de generatie Z. Zij hebben beter zicht op de thema’s die bij deze generaties leven, en welke standpunten linkse kiezers uit deze generaties innemen. Op deze manier kunnen deze kandidaten een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van oplossingen 2 en 3 die hieronder worden besproken.

Van een verjonging van de kandidatenlijst hoeft echter geen enorm electoraal effect te worden verwacht. Uit onderzoek blijkt dat jonge lijsttrekkers iets populairder zijn onder jonge kiezers, en dat zij net iets vaker stemmen op een jonge lijsttrekker.[20] Tegelijkertijd is het effect van de leeftijd van de lijsttrekker klein, en aanmerkelijk minder relevant dan andere kenmerken van lijsttrekker en partij.

Bovendien mag niet onvermeld blijven dat ook oudere politici mateloos populair kunnen zijn onder jongere kiezers. Voorbeelden zijn Bernie Sanders (Verenigde Staten), Jeremy Corbyn (Verenigd Koninkrijk), en Jean-Luc Mélenchon (Frankrijk), die ondanks hun leeftijd jongeren inspireren met een uitgesproken links discours. Onder leiding van Corbyn, en mede onder invloed van het Brexit-debat, trok de Labour Party in 2017 bijvoorbeeld disproportioneel veel kiezers in de jongste leeftijdscategorieën.[21] Ook in Nederland was de PvdA onder leiding van Joop den Uyl in 1977 en 1981 uitzonderlijk populair onder jongeren, met een uitgesproken sociaal-democratisch programma, terwijl ook hij bij deze verkiezingen niet de jongste lijsttrekker van alle partijen was.

Oplossing 2: Imiteer andere progressieve partijen
Een tweede strategie zou kunnen zijn om een meer uitgesproken progressief geluid te laten horen op de thema’s die millennials en de generaties X en Z aan het hart gaan, zoals klimaatverandering, immigratie en discriminatie en de Europese eenwording. Immers, deze generaties laten deze thema’s zwaar meewegen in hun stemkeuze, en stemmen door hun progressieve opvattingen over deze thema’s op partijen als BIJ1, Denk, D66, GroenLinks, de Partij voor de Dieren en Volt. Hun succes roept de vraag op of de PvdA meer jonge kiezers aan zich kan binden als de partij meer nadruk op haar progressieve standpunten op deze thema’s zou leggen.

Hoewel deze strategie voor sociaal-democratische partijen met beperkte concurrentie op links een uitkomst kan bieden[22], zou dit voor de PvdA moeilijk kunnen worden. In Nederland ligt het ‘eigenaarschap’ van de thema’s die jongere generaties belangrijk vinden namelijk expliciet bij de progressieve concurrentie. Op dit moment wordt de PvdA door kiezers het sterkst geassocieerd met klassieke sociaal-democratische thema’s als werkgelegenheid, wonen, gezondheidszorg, en armoede. Op de eerste twee thema’s heeft zij het sterkste profiel, terwijl zij op armoede en gezondheidszorg de SP voor moet laten gaan.

Op bijna alle culturele thema’s (discriminatie, immigratie, en klimaatverandering) moet de partij GroenLinks voor laten gaan, en hebben andere progressieve partijen als D66 en de Partij voor de Dieren ook een stevige positie. Alleen op Europese integratie en immigratie wordt de partij door kleine groepen kiezers genoemd als mogelijke eigenaar van het thema.[23]

In de Nederlandse context is het dus belangrijk dat de PvdA eerst het ‘issue ownership’ verovert op culturele thema’s, alvorens zij jonge kiezers probeert te verleiden met haar standpunten op deze thema’s. Wanneer de PvdA zonder eigenaarschap campagne voert op racisme en immigratie, klimaatverandering, of Europese integratie is de kans reëel dat de progressieve partijen die hier een sterker profiel op hebben hiervan profiteren. Het origineel is immers aantrekkelijker dan de kopie, en zonder eigenaarschap loopt de PvdA het risico dat jongeren de partij zien als een soort ‘B-merk’.

Het overnemen van ‘issue ownership’ is echter niet eenvoudig en niet binnen een enkele campagne te realiseren.[24] Bovendien zijn partijen hierbij grotendeels afhankelijk van hoe media over campagnes berichtgeven, en de mate waarin zij de oorspronkelijke ‘issue owner’ het woord geven en daarmee het bestaande ‘issue ownership’ bestendigen.[25] Oftewel, het is twijfelachtig of de PvdA jongere generaties kiezers met een verkiezingscampagne voornamelijk opgebouwd rond culturele thema’s en progressieve posities definitief aan zich kan binden.

Oplossing 3: terug naar de eigen wortels
De derde strategie die de PvdA zou kunnen kiezen is bijna tegenovergesteld aan de tweede. In plaats van meer te gaan lijken op andere progressieve partijen, zou de PvdA namelijk ook kunnen proberen zich juist meer van de andere links-progressieve partijen te onderscheiden. Terwijl andere linkse partijen praten over thema’s als klimaatverandering, immigratie en discriminatie en de EU, zou de PvdA terug kunnen keren naar de eigen kernthema’s. Zij zou een uitgesproken campagne kunnen voeren over vraagstukken als werkgelegenheid, inkomensongelijkheid en huisvesting. Op de korte termijn zal het niet makkelijk zijn om jongeren met deze boodschap te overtuigen, omdat jongere generaties zijn opgegroeid in een tijd dat politiek vooral ging over culturele thema’s en omdat zij economisch wat rechtser zijn dan oudere generaties.

Toch betekent dit niet dat een dergelijke strategie, zeker op de middellange termijn, geen kans van slagen heeft. Wat generatie Z, de generatie die nu politiek volwassen wordt, belangrijk vindt ligt grotendeels nog open en wordt beïnvloed door de onderwerpen die politieke partijen nu op de agenda zetten. De huidige generatie jongeren groeit op met grote economische uitdagingen zoals woningnood, tijdelijke contracten, en hoge studieschulden. Politici als Bernie Sanders en Jeremy Corbyn laten zien dat jongeren wel degelijk gemobiliseerd kunnen worden met een klassiek sociaal-democratisch verhaal om dergelijke problemen aan te pakken. Deze politici wonnen jongeren niet door afstand te nemen van de klassieke sociaal-democratie, maar juist door haar idealen actief uit te dragen.

Voor het slagen van deze strategie zouden twee factoren van belang kunnen zijn. Ten eerste lijken veel jongeren eerder te kiezen voor radicale partijen op de flanken dan voor de brede middenpartijen. Dit betekent dat de PvdA om jongeren aan te spreken meer zou moeten denken als een kleine partij (wat de PvdA nu feitelijk ook is) die zich met radicale ideeën moet profileren en minder als een grote middenpartij waar veel kiezers om strategische redenen op stemmen (wat de PvdA lang geweest is). Ook in dit opzicht zouden sociaal-democratische partijen dan dus moeten terugkeren naar de wortels van de sociaal-democratie. Naast deze inhoudelijke profilering zou de PvdA zich dan ook meer als een radicale underdog moeten profileren en minder als een gematigde bestuurspartij.

Ten tweede zou het economische verhaal voor deze strategie veel meer moeten worden toegespitst op jongeren. Dit betekent dus dat de partij het eerder zou moeten hebben over onderwijsongelijkheid en starterswoningen dan over zorg en pensioenen. Ook vanuit een sociaal-democratisch ideaal is er overigens wat te zeggen voor deze ideologische nadruk op jonge generaties, want kansengelijkheid en bestaanszekerheid staan met name voor hen onder druk.

Wanneer de PvdA erin slaagt met een dergelijke agenda jongeren te mobiliseren, zou de partij ook aantrekkelijk kunnen zijn voor zowel praktisch opgeleide jongeren met meer nationalistische standpunten als theoretisch opgeleide jongeren met meer kosmopolitische standpunten. Door de positie van de mediane jonge kiezer in te nemen, die een stuk progressiever is dan die van de mediane oudere kiezer op dergelijke thema’s, en meer nadruk te leggen op sociaaleconomische dan culturele thema’s, kan de PvdA beide groepen verenigen met een toekomstgericht programma. De jeugd heeft immers de toekomst!

Noten

  1. Mitteregger, R. (2021, 22 november). Young and green/old and red? Blog op Agenda Publica.
  2. Mitteregger, R. (2021, 22 november). Young and green/old and red? Blog op Agenda Publica.
  3. Rekker, R. (2020, 17 augustus). Leeftijdskloof in stemkeuze was nog nooit zo groot. Blog op Stuk Rood Vlees 17/08/2020.
  4. Sears, D. O. & Funk, C. L. (1999). Evidence of the long-term persistence of adults' political predispositions. Journal of Politics. 61, pp. 1-28.
  5. Dinas, E. (2014). Does choice bring loyalty? Electoral participation and the development of party identification. American Journal of Political Science, 58(2), pp. 449-465.
  6. Down, I. and Wilson, C.J. (2013), A rising generation of Europeans?. European Journal for Political Research, 52: pp. 431-456; Rekker, R. (2018). Growing up in a globalized society: Why younger generations are more positive about the European Union. Young, 26(4S), pp. 56S-77S.
  7. Van der Brug, W., & Rekker, R. (2021). Dealignment, realignment and generational differences in The Netherlands. West European Politics. 44(4), pp. 1-26.
  8. Van der Brug, W. (2010) Structural and ideological voting in age cohorts. West European Politics, 33, 586-607.
  9. Grasso, M. T., Farrall, S., Gray, E., Hay, C., & Jennings, W. (2017). Thatcher’s children, Blair’s babies, political socialization and trickle-down value change: An age, period and cohort analysis. British Journal of Political Science, 49(1), pp. 1-20; Rekker, R. (2021). Jongeren en generatieverschillen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021.
  10. Grasso, M. T., Farrall, S., Gray, E., Hay, C., & Jennings, W. (2017). Thatcher’s children, Blair’s babies, political socialization and trickle-down value change: An age, period and cohort analysis. British Journal of Political Science, 49(1), pp. 1-20; Rekker, R. (2021). Jongeren en generatieverschillen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021.
  11. Down, I. and Wilson, C.J. (2013). A rising generation of Europeans? European Journal for Political Research, 52: pp. 431-456; Norris, P. & Inglehart, R. (2019). Cultural Backlash: Trump, Brexit and Authoritarian Populism. Cambridge: Cambridge University Press; Rekker, R. (2018). Growing up in a globalized society: Why younger generations are more positive about the European Union. Young, 26(4S), pp. 56S-77S; Rekker, R. (2021). Jongeren en generatieverschillen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021.
  12. Van der Brug, W., & Rekker, R. (2021). Dealignment, realignment and generational differences in The Netherlands. West European Politics. 44(4), pp. 1-26.
  13. Blomqvist, P., & Green-Pedersen, C. (2004). Defeat at Home? Issue-Ownership and Social Democratic Support in Scandinavia. Government and Opposition, 39(4), pp. 587-613; Damstra, A., & Van der Meer, T. (2021). De rol van thema’s: issue ownership van partijen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021.
  14. Damstra, A., & Van der Meer, T. (2021). De rol van thema’s: issue ownership van partijen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021; Spoon, J.-J., Hobolt, S.B. & de Vries, C.E. (2014). Going green: Explaining issue competition on the environment. European Journal of Political Research. 53, pp. 363-380.
  15. Mitteregger, R. (2020). The Greying of Social Democracy? Age-, period- and cohort-Effects on the vote intention for social democratic and green parties in Western Europe from 1989 to 2018. Master’s thesis presented to the Faculty of Arts and Social Sciences of the University of Zurich.
  16. Mitteregger, R. (2021, 22 november). Young and green/old and red? Blog op Agenda Publica.
  17. Rekker, R. & Rosema, M. (2019). How (often) do voters change their consideration sets? Electoral Studies. 57, pp. 284-293.
  18. Van der Meer, T.W.G., Van Elsas, E., Lubbe, R., & Van der Brug, W. (2016). Are volatile voters erratic, whimsical or seriously picky? A panel study of 58 waves into the nature of electoral volatility (The Netherlands 2006–2010). Party Politics. 21(1), pp. 100-114.
  19. Mitteregger, R. (2020). The Greying of Social Democracy? Age-, period- and cohort-Effects on the vote intention for social democratic and green parties in Western Europe from 1989 to 2018. Master’s thesis presented to the Faculty of Arts and Social Sciences of the University of Zurich.
  20. Sevi, S. (2021). Do young voters vote for young leaders? Electoral Studies. 69, 102200.
  21. Prosser, C., Fieldhouse, E. Green, J, Mellon, J., & Evans, G. (2018, 29 januari). Did young voters turn out in droves for Corbyn? The myth of the 2017 youthquake election. Blog op LSE British Politics and Policy.
  22. Abou-Chadi, T. & Wagner, M. (2020). Electoral fortunes of social democratic parties: do second dimension positions matter? Journal of European Public Policy, 27(2), pp. 246-272.
  23. Damstra, A., & Van der Meer, T. (2021). De rol van thema’s: issue ownership van partijen. In Versplinterde Vertegenwoordiging: Nationaal Kiezersonderzoek 2021.
  24. Tresch, A., Lefevere, J., & Walgrave, S. (2015). ‘Steal me if you can!’ The impact of campaign messages on associative issue ownership. Party Politics. 21(2), pp. 198-208.
  25. Walgrave, S., Lefevere, J. & Nuytemans, M. (2009). Issue Ownership Stability and Change: How Political Parties Claim and Maintain Issues Through Media Appearances. Political Communication. 26(2), pp. 153-172.

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers

Steun de Wiardi Beckman Stichting

Veel van onze onderzoeksprojecten en publieke bijeenkomsten zijn mogelijk gemaakt door giften van donateurs. Ook S&D zouden wij niet kunnen maken zonder donaties.