Eind juni reageerde het kabinet-Rutte III op de adviezen van de commissie-Remkes, die de democratie moeten versterken. Maar de eigen plannen die het kabinet vervolgens voorstelt, verzwakken juist politieke partijen, zonder kiezers meer invloed te geven.
Dit jaar is het precies 125 jaar geleden dat de sociaal-democraten nadrukkelijk en principieel kozen voor deelname aan de verkiezingen als politiek strijdmiddel. In 1893 werd aan de Ossenmarkt in Zwolle de SDAP opgericht door Willem Vliegen, Johan Schaper, Pieter Jelles Troelstra en anderen. Deze democratisch socialisten met de geuzennaam ’de twaalf apostelen’ sloegen daarmee de parlementaire weg in om de strijd voor de arbeidersklasse te voeren. Het was een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de sociaal-democratie, want de Sociaal-Democratische Bond – de eerste Nederlandse partij met socialistische grondslag – besloot eerder dat jaar om niet langer aan de verkiezingen deel te nemen. Na een teleurstellend Kamerlidmaatschap van Ferdinand Domela Nieuwenhuis dachten zij dat verdere parlementaire vertegenwoordiging voor de arbeidersklasse zinloos zou zijn. Er was bovendien geen uitzicht op algemeen kiesrecht.
De SDAP van Vliegen, Schaper en Troelstra werd in 1897 met twee zetels in het parlement gekozen. Sindsdien hebben de SDAP en later de PvdA altijd gestreden voor democratie en zich zorgen gemaakt over de staat van die democratie. Dit kwam onder andere tot uiting in Problemen der demokratie van W.A. Bonger uit 1936,[1] Democratie als hartstocht van Ed van Thijn uit 1991,[2] in Niesco Dubbelboers initiatiefwet voor een referendum over de Europese Grondwet in 2003[3] en meest recent in het in 2018 verschenen Groter denken, kleiner doen van Herman Tjeenk Willink.[4]
In de landelijke politiek staat de democratie ook vaak ter discussie. Het meest recente voorbeeld hiervan is het rapport van de staatscommissie parlementair stelsel (commissie-Remkes)[5] en het antwoord daarop van het kabinet dat minister Ollongren op 26 juni 2019 presenteerde.[6] In dit kabinetsstandpunt staan de plannen van het kabinet-Rutte III om het parlementaire stelsel toekomstbestendig te maken. Hoewel het kabinet de centrale conclusie van de commissie-Remkes omarmt – namelijk dat het parlementair stelsel niet over de gehele linie toekomstbestendig is - neemt zij niet alle adviezen over. Dit is logisch voor zover adviezen niet aan het kabinet zijn gericht. Verder maakt het kabinet gebruik van eigen onderzoek[7] dat, althans volgens het kabinet, ruimte biedt om af te wijken van de adviezen van de commissie-Remkes.
Ik wil hier niet ingegaan op de vraag in hoeverre het eigen onderzoek van het kabinet andere conclusies rechtvaardigt. Wel worden hieronder een aantal kabinetsvoorstellen besproken die betrekking hebben op het kiesstelsel, politieke partijen en op de inrichting van de Eerste Kamer. Het kabinet bespreekt de voorstellen van de commissie-Remkes in drie groepen: (1) dat wat het kabinet gaat doen; (2) dat wat het overweegt; en (3) dat wat het niet gaat doen. We kunnen ervan uitgaan dat de voorstellen die het kabinet ‘overweegt’ uiteindelijk niet uitgevoerd worden. Op het Binnenhof leidt uitstel immers vaak tot afstel. Dat betekent dat het voorstel voor een correctief bindend referendum en het voorstel om te komen tot kiesrecht voor zestienjarigen hoogstwaarschijnlijk in een la verdwijnen.
Als de door het kabinet beoogde wijziging van het parlementaire stelsel doorgaat, zal dat ertoe leiden dat het makkelijker wordt om kandidaten direct te kiezen voor politieke functies. De drempel voor politieke partijen om deel te kunnen nemen aan verkiezingen zal worden verhoogd en er zullen meer mogelijkheden komen om politieke partijen te verbieden. Hieronder wordt uiteengezet wat daarvan de gevolgen zijn. Daaruit zal blijken dat sociaal-democraten bij de voorgenomen herziening van het kiesstelsel weinig te winnen hebben.
Kwetsbaarheid rechtsstaat en tekortschietende vertegenwoordiging
Het probleem dat volgens het kabinet moet worden opgelost om de democratie toekomstbestendig te maken is tweeledig. Er is in ten eerste een ‘tekortschietende inhoudelijke vertegenwoordiging van àlle Nederlanders’ en er is daarnaast sprake van ‘kwetsbaarheid van de democratische rechtsstaat’. Het kabinet legt echter nauwelijks uit hoe een betere inhoudelijke vertegenwoordiging en een betere verdediging van de rechtsstaat onze democratie toekomstbestendiger maken. We zijn snel geneigd te denken dat dit soort maatregelen niet verkeerd kunnen zijn. Maar is dat wel zo?
Neem de tekortschietende vertegenwoordiging. In een vertegenwoordigende democratie is altijd sprake van tekortschietende inhoudelijke vertegenwoordiging. Willem Drees schreef al dat men ‘aan de individuele kiezer […] nooit het gevoel [zal] kunnen geven dat hij veel invloed heeft, [aan hen] zal men ook geen grote invloed kúnnen toekennen. De enkeling die meer te zeggen zou willen hebben, is één van ongeveer acht miljoen kiezers.’[8] Deze ‘wet van Drees’ schreef hij destijds aan jeugdige PvdA-ers die hoopten binnen afzienbare tijd de elite af te zetten en het volk aan de macht te brengen. Het was dezelfde hoop als die van de Sociaal-Democratische Bond van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, van D66 kort na haar oprichting, van de LPF in 2001, van de PVV in 2010 en van Forum voor Democratie nu. Maar het revolutionair elan brengt op zijn best een nieuwe elite aan de macht. Dit neemt, laten we niet te cynisch zijn, niet weg dat het misschien beter kan.
Belangrijkste maatregelen van het kabinet
Welke maatregelen stelt minister Ollongren namens het kabinet voor? In de Kamerbrief van de minister wordt een groot aantal problemen opgesomd.[9] Het zijn er te veel om hier allemaal te behandelen. Ik richt me in dit artikel op drie groepen voorstellen die de verhouding tussen de kiezer en de politiek direct beïnvloeden, te weten (1) het kiesstelsel, (2) politieke partijen en (3) de Eerste Kamer.
De welhaast obligatoire voorstellen op het gebied van onderwijs en burgerparticipatie laat ik buiten beschouwing, evenals zaken als de verhouding tot Europa, grondwettelijke toetsing, de oekaze-Kok – die de toegang van Kamerleden tot ambtelijke informatie regelt – en de aanstelling van leden van de Hoge Raad. Bij elke groep voorstellen gaat het erom of ze effect hebben op de twee punten die het kabinet wil verbeteren: het gevoel door het parlement te worden vertegenwoordigd en de verdediging van de rechtsstaat.
Kiesstelsel op de schop
Het kabinet stelt voor om op een of andere wijze de invloed van uitgebrachte stemmen op een specifieke kandidaat te vergroten. De voorkeur van het kabinet gaat naar een gecompenseerd kiesdistrictenstelsel. In zo’n stelsel wordt de positie op de kieslijst minder doorslaggevend en leggen voorkeursstemmen meer gewicht in de schaal dan nu het geval is.[10] Ook denkt het kabinet aan een afzonderlijke lijst per kiesdistrict met een herverdeling naar Deens voorbeeld. In Denemarken worden veertig zetels verdeeld via een landelijke kieslijst en worden 135 zetels verdeeld via meervoudige districten. Als het aantal stemmen dat een kandidaat krijgt bepalender wordt voor de volgorde waarop kandidaten per lijst gekozen worden, wordt het voor kandidaten aantrekkelijker om een persoonlijke campagne te voeren. Bij aparte lijsten per kieskring zouden verschillende kandidaten per partij in een van de twintig kieskringen stemmen moeten veroveren. Op dit moment weten weinig kiezers in welke kieskring zij wonen, u wel?
De voorstellen leiden tot een afname van de macht van politieke partijen en een toename van de macht van individuen binnen die partijen. Het werkt in het voordeel van zittende kandidaten en bekende Nederlanders.[11] Zonder invoering van een kiesdrempel neemt het aantal partijen vermoedelijk niet substantieel af. Politici die op eigen titel zijn gekozen, hebben net zo weinig doorzettingsmacht in de Tweede Kamer als andere Kamerleden. Ook Kamerleden met veel voorkeursstemmen moeten dus gehate compromissen sluiten. In het beoogde nieuwe stelsel doen zij dat eerst met de eigen politieke partij en dan met andere partijen.
Dit geldt ook voor de andere genoemde maatregelen die het kabinet wil doorvoeren. Kandidaten komen wellicht dichter bij kiezers te staan, maar doordat zij vaker een persoonlijke campagne zullen voeren en waarschijnlijk meer verkiezingsbeloften doen, zullen ze in het parlement net zo veel of misschien wel meer water bij de wijn moeten doen. De afstand tussen verkiezingsbeloften en de uiteindelijke besluitvorming wordt zo alleen maar groter. Het is niet ondenkbaar dat een districtskandidaat uit Groningen beloften doet om de aardbevingsproblematiek op te lossen. Het is tegelijkertijd onwaarschijnlijk dat hij op dat dossier eerder vooruitgang kan boeken dan in het huidige stelsel het geval is.
Tegelijkertijd wordt de Tweede Kamer alleen maar onoverzichtelijker met al die schier onafhankelijke kandidaten. Onafhankelijke kandidaten in districtenstelsels nemen vaker afstand van de partijlijn. Dit zien we bijvoorbeeld bij het Britse brexit-debacle. De herinrichting van het stelsel beïnvloedt vooral het moment waarop politieke standpunten moeten aggregeren tot (gehate) compromissen. Momenteel vinden die aggregaties plaats binnen politieke partijen voorafgaand aan de verkiezingen en binnen de coalitie na de verkiezingen. Bij een districtenstelsel vindt, zeker als één partij de absolute meerderheid in het parlement verkrijgt, de aggregatie van standpunten in grotere mate plaats binnen de politieke partijen.[12] De voorstellen van het kabinet halen kenmerken van het districtenstelsel binnen, zonder de versplintering die het huidige kiesstelsel kenmerkt tegen te gaan. Het koppelt dus in zekere zin de nadelen van het districtenstelsel aan de nadelen van ons systeem. Je moet er maar opkomen.
Drempels voor nieuwe politieke partijen
Het kabinet stelt voor om de drempel voor toelating van nieuwe politieke partijen aan verkiezingen te verhogen. Nu zijn er dertig handtekeningen per kiesdistrict nodig. Een partij die in heel Nederland wil meedoen, heeft zeshonderd handtekeningen nodig. Het kabinet wil dat verhogen naar vijfduizend of tienduizend handtekeningen voor alle kiesdistricten tezamen. Dit had mogelijk de opkomst van D66, de LPF en Forum voor Democratie vertraagd of voorkomen. Een echte democraat moet daar toch moeite mee hebben. Het opwerpen van deze drempel kan ertoe leiden dat vertegenwoordigers van grote groepen kiezers in de samenleving veel moeilijker toegang krijgen tot het kiesproces. Het vergroot dus eerder het vertegenwoordigingsprobleem dan dat het dit probleem verkleint.
In lijn met het vorige voorstel wil het kabinet het makkelijker maken om politieke partijen te verbieden. Op dit moment kan dat alleen als een politieke partij een organisatie is die in strijd is met de openbare orde.[13] Op welke gronden het kabinet het nog meer mogelijk wil maken om partijen te verbieden, maakt zij niet concreet. Denkt het kabinet soms aan de regel dat partijen die onomkeerbare besluiten ten aanzien van de democratie voorstaan verboden moeten worden?[14] Of is het verspreiden van desinformatie, financiering van buiten de Europese Unie of gebrekkige interne democratie voldoende voor een verbod?
Dit zijn zaken waarvan het kabinet overweegt om ze op te nemen in de nieuwe Wet Politieke Partijen, maar wat zij precies wil blijft onduidelijk. Wat wel duidelijk is, dat de controle in handen wordt gelegd van een onafhankelijke toezichthouder. De invoering van deze maatregelen balanceren op wat de rechtsstaat moet toestaan, wil ze een rechtsstaat blijven. Tegelijkertijd leiden de voorgestelde maatregelen tot beperkingen van volksvertegenwoordigers en politieke partijen in de Tweede Kamer. Op dit punt is grote waakzaamheid vereist.
Politiek spel in de Eerste Kamer
Het kabinet denkt ook na over de positie van de Eerste Kamer. Daarbij wordt benadrukt dat de Eerste Kamerleden indirect worden gekozen door Statenleden. Daarbij is een ingewikkeld spel ontstaan waarbij politieke partijen Statenleden opdracht geven hun stem aan een bepaalde partij te geven om zo het aantal gekozen Senaatsleden van de eigen partij, of die van potentiële bondgenoten, te vergroten. Men leest met enige regelmaat dat indirect gekozen parlementariërs minder echt zijn dan direct gekozen parlementariërs. Ik waag dat te betwijfelen. Ook een direct gekozen parlementariër verwoordt nooit exact de standpunten van diegenen die op hem of haar stemden. Of politici nu direct of indirect gekozen zijn, ze moeten altijd schipperen.
Het is goed om het politieke spel van Statenleden te willen voorkomen. Helaas schieten de oplossingen die het kabinet aandraagt hierbij tekort. Het kabinet stelt voor om terug te gaan naar het oude stelsel van voor 1983, toen elke zes jaar de helft van de Eerste Kamerleden (indirect) werd gekozen. Daar zitten wel andere voordelen aan – zoals de gedeeltelijke loskoppeling van Provinciale Statenverkiezingen en een ‘beter geheugen’ in de Eerste Kamer. De verkiezing blijft echter indirect en een politiek spel wordt daardoor helaas niet voorkomen.
Oud-Eerste Kamerlid Marijke Linthorst stelt voor om de Eerste Kamer direct te kiezen.[15] Dit zal de functie van chambre de réflexion evenmin versterken. Door de directe verkiezing zullen partijen worden verleid politieke beloften te doen en zich na de verkiezing gehouden voelen om zich zo veel mogelijk aan die beloften te houden. Bovendien ondergraaft het voorstel van Linthorst juist een van de positieve aspecten van het kabinetsvoorstel, namelijk dat de verkiezingen van de Provinciale Staten iets meer over de Provinciale Staten zullen gaan en iets minder over het kabinetsbeleid. Als mensen tegelijkertijd twee stemmen kunnen uitbrengen, zoals Linthorst voorstelt, zal de landelijke campagne de regionale campagnes voor de meeste kiezers blijven overschaduwen.
Terugzendrecht
Een ander voorstel van het kabinet is dat de Eerste Kamer terugzendrecht krijgt. Hier valt zeker iets voor te zeggen, omdat de Eerste Kamer (in weinig voorkomende gevallen) nieuwe wetten afkeurt en meteen aangeeft hoe een nieuw voorstel eruit zou kunnen zien. Dit doet de Eerste Kamer zodat er zo snel mogelijk een geamendeerd wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer kan gaan. Terugzendrecht codificeert wat al wordt gedaan. Of het terugzendrecht zal worden aangewend om wetten vaker terug te zenden naar de Tweede Kamer zal de toekomst moeten uitwijzen. Als dit gebeurt dan zal de rol van de Eerste Kamer politieker worden en wordt de senaat minder een chambre de réflexion.
Het kabinet stelt ook voor om de tweede lezing van een voorstel tot grondwetswijziging voortaan door de Verenigde Vergadering der Staten Generaal te laten verzorgen. Dit voorkomt dat eenderde van de (indirect gekozen) senatoren in de Eerste Kamer een grondwetswijziging kan tegenhouden – dat is in lijn met een oude wens van het kabinet (en soms ook de Tweede Kamer) om de macht van de Eerste Kamer te verminderen.
De hierboven genoemde maatregelen vergroten de onafhankelijke positie van de Eerste Kamer niet, sterker, de laatste maatregel verzwakt de macht van de senaat zelfs. Samen met de eerstgenoemde maatregel wordt de functie van de chambre de réflexion verzwakt. De centrale vraag die sociaal-democraten zich hier moeten stellen, is of zij willen kiezen voor een versterking van de chambre de réflexion-functie of liever ziet dat Eerste Kamer een meer politieke functie krijgt.
Wie voor het eerste kiest, is tegen het terugzendrecht en tegen directe verkiezingen. Wie een grotere politieke rol voor de senaat nastreeft, zou juist voor directe verkiezingen en terugzendrecht moeten zijn. Wie de Eerste Kamer minder macht wil geven en geen nachten van Wiegel meer wil, zou moeten steunen dat de tweede lezing van grondwetswijzigingen door de verenigde vergadering van de Staten Generaal wordt afgehandeld. Wie een krachtiger Eerste Kamer wil, is daar tegen.
Hoe verder?
De voorstellen van het kabinet verzwakken de invloed van politieke partijen zonder kiezers meer invloed te geven. De invloed verschuift van politieke partijen naar kandidaten van politieke partijen. Menno Hurenkamp ziet in deze en andere hier niet besproken voorstellen van het kabinet, een extra horde voor de armen.[16] Het leidt onverbiddelijk tot ‘voice’ voor de rijken en ‘exit’ voor de armen.[17] Waarbij kiezers met weinig inkomen zich nog minder vertegenwoordig voelen door het kiesstelsel dan nu het geval is. Hij denkt dat deze trend het best kan worden bestreden met politieke vernieuwing. Daarin heeft hij gelijk als die vernieuwing binnen partijen leidt tot het beter horen en vertalen van de stem van arme bevolkingsgroepen. De PvdA-volksvertegenwoordigers zijn aan hun sociaal-democratische waarden verplicht de beleidsvoorstellen van het kabinet op dit punt te wegen.
De huidige sterk versplinterde Eerste en Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten worden door deze voorstellen nog onoverzichtelijker.[18] Mogelijk gaan partijen naar Brits voorstel ook chief whips aanstellen die kandidaten met een vrij(er) mandaat laten stemmen. Dat levert vermoedelijk veel spektakel op, maar of het ook wenselijk is, valt te betwijfelen. Leden van politieke partijen hebben dan nog minder controle op hun parlementariërs, terwijl zij wel last blijven houden van de versplintering die ons stelsel kenmerkt.
Terwijl politieke partijen aan de ene kant waarschijnlijk verplicht worden om hun organisatie democratisch in te richten, worden diezelfde partijen in het nieuwe stelsel minder machtig en betekenisvol, eerder een verplicht democratisch nummertje. Eerste en Tweede Kamerleden moeten zich in het nieuwe stelsel er meer op focussen of kiezersgroepen zich per maatregel gehoord en vertegenwoordigd voelen. De voorstellen ten aanzien van nieuwe politieke partijen zal de komst van nieuwe uitdagers aan het politieke firmament bemoeilijken. Dat is voor de gevestigde partijen zoals de PvdA misschien prettig, maar het kan in democratisch opzicht een achteruitgang zijn.
Ten aanzien van de Eerste Kamer moeten sociaal-democraten er wat mij betreft voor kiezen om deze zoveel mogelijk te laten functioneren als de chambre de réflexion. Op die manier kan ze een gezonde aanvulling zijn binnen ons democratisch stelsel waar te vaak de waan van de dag regeert. Verder ben ik voor een indirecte verkiezing van Eerste Kamerleden door de Provinciale Staten op de dag ná de Provinciale Statenverkiezingen. Van mij mag dan elke vier jaar de helft van de Senaat worden gekozen voor een periode van acht jaar. De (indirecte) verkiezing van de Senaatsleden kan dan parallel blijven lopen met de Provinciale Statenverkiezingen.
De goede weg
Een zeer beknopte samenvatting van het boek Groter denken, kleiner doen van Herman Tjeenk Willink luidt: de input-legitimatie van ons politiek systeem is wel op orde, de throughput-legitimatie beter kan en de output-legitimatie het grote probleem is.[19] De besproken voorstellen houden zich vooral bezig met de input-legitimatie: hoe kiezen we onze volksvertegenwoordigers en aan welke regels moeten die zich vervolgens houden? Er is een beetje aandacht voor de throughput: de cultuur in het parlement en hoe Kamerleden aan informatie komen. Het kabinet besteedt geen aandacht aan de output-legitimatie oftewel: wat merkt de burger van het beleid? Daar kan minister Ollongren weinig aan doen, want zij gaat niet over de output van andere departementen.
Sociaal-democraten hebben zich altijd om de staat van de democratie bekommerd, maar hun succes hebben ze vooral te danken aan wat ze via de parlementaire democratie hebben bereikt. Schaper bezorgde arbeiders een achturige werkdag. Drees wordt geëerd vanwege zijn betekenis voor de AOW en Den Uyl zou ons veel ellende hebben bespaard als de vermogensaanwasdeling wet was geworden. Ik roep sociaal-democraten dan ook op om hun aandacht vooral op beleidsresultaten te richten. Hoe belangrijk de staat van onze democratie en het kiesstelsel ook moge zijn, zij is niet meer dan de weg waarlangs de sociaal-democratische idealen moeten worden bereikt.
Noten
[1] Bonger, W. (1936), Problemen der demokratie, Amsterdam: Arbeiderspers.
[2] Thijn, van, E. (1991), Demokratie als hartstocht, Amsterdam: Van Gennep.
[3] Wetsvoorstel raadplegend referendum Europese Grondwet, Kamerstukken II 2002/03, 28885.
[4] Tjeenk Willink, H. (2018), Groter denken, kleiner doen, Amsterdam: Prometheus.
[5] Staatscommissie parlementair stelsel (2018), Lage drempels, hoge dijken, Democratie en rechtsstaat in balans, Amsterdam: Boom.
[6] Kabinetsstandpunt over het advies van de staatscommissie parlementair stelsel, 26 juni 2019. Den Haag: BZK.
[7] Winninghof, M., A. Janssen (2019), Maatregelen om de democratie te versterken, Focusgroepen met burgers, Den Haag: BZK.
[8] Drees, W. (1975), Het Nederlandse Parlement, toen en nu, Oud Bussum/Naarden: Strengholt, p. 178.
[9] Kamerbrief reactie op het eindrapport staatscommissie parlementair stelsel, 26 juni 2019, kenmerk: 2019-0000315245.
[10] Een kandidaat heeft nu 25% aan voorkeurstemmen van het aantal stemmen van een volledige zetel (de kiesdeler) nodig om op ‘eigen kracht’ een zetel te veroveren.
[11] Het effect bij Tweede Kamerverkiezingen van 2017 zou zijn dat bij de VVD 8 van de 33 kandidaten niet, en 8 andere kandidaten wel in de Tweede Kamer terecht zouden zijn gekomen (24%). Bij de PvdA zouden 2 van de 9 kandidaten (22%) niet, en twee andere wel zijn gekozen. Kirsten van Hul en Gijs van Dijk zouden niet direct zijn gekozen – Christa Oosterbaan en Ahmed Marcouch wel. Bij de VVD zou Maarten van der Weijden zijn gekozen en daardoor waarschijnlijk zijn epische prestatie niet hebben kunnen leveren zonder kiezersbedrog te plegen. Bij de PvdA Provinciale Statenverkiezingen in Groningen 2019 passeert een oud-wethouder een Statenlid en een Statenlid iemand zonder eerdere politieke functie.
[12] Als, zoals in de VS en Frankrijk, de president direct wordt gekozen, kan deze president zich zelfs loszingen van de politieke partijen. Hij kan kiezers verkiezingsbeloften doen die strijdig zijn met de standpunten van welke partij dan ook. Presidenten als Trump, Macron en De Gaulle bepalen wat hun politieke partijen vinden in plaats van dat politieke partijen bepalen wat de president vindt. Premiers May en Johnson beheersen de eigen partij minder, maar wel weer meer dan hun Nederlandse tegenhangers.
[13] Artikel 2:20 BW.
[14] Rijpkema, B. (2016), Weerbare democratie, Amsterdam: Nieuw Amsterdam.
[15] Linthorst, M. (2019), ‘Directe verkiezingen voor de Eerste Kamer’, in: S&D 2019/3, pp. 62-65.
[16] Hurenkamp, M. (2019), ‘Verbeter het parlement, begin bij jezelf’, in: S&D 2019/4, pp. 34-39.
[17] Dvořák (2018) beschrijft hoe ‘voice’ in een bepaalde politieke setting wordt versterkt. In: Dvořák, T. (2018), ‘The use of local direct democracy in the Czech Republic: how NIMBY disputes drive protest behaviour’, in: Local Government Studies, 44(3), pp. 329-349.
[18] Het kabinet wil voor al deze vekiezingen één kiesstelsel behouden, om de kiezer niet te verwarren met verschillende kiesstelsel voor landelijke, provinciale en lokale verkiezingen.
[19] ‘Inputlegitimatie’ is de mate van instemming van burgers over wat op de politieke agenda staat of komt (de input van het politieke proces), terwijl ‘outputlegitimatie’ de mate van acceptatie van burgers is met de uitkomst van het politieke proces. ‘Throughputlegitimatie’ gaat primair over het vertrouwen van burgers in de inrichting van het politieke proces, bijvoorbeeld over controles op de integriteit van bestuurders en de checks and balances binnen het proces.