De afgelopen weken zijn de blogs er bij ingeschoten, maar ik pak de draad nu weer op.

In mijn laatste blog, van 23 september, schreef ik over de ‘mismatch’ tussen zorgvraag en zorgaanbod. Met name voor ouderen is de juiste zorg vaak niet voorhanden, soms met als gevolg dat deze ouderen noodgedwongen een duur ziekenhuisbed bezetten. Vorig weekend schreef de Volkskrant opnieuw over deze problematiek.1  Het was voor het tv-programma Buitenhof de aanleiding om minister de Jonge uit te nodigen voor een gesprek.

De Jonge wil het probleem langs drie lijnen oplossen. Preventie (het voorkómen van aandoeningen), innovatie (waardoor werkers in de zorg ontlast worden) en een betere organisatie van de zorg. Nu is de verantwoordelijkheid voor de zorg verdeeld over de gemeenten (Wmo), de zorgkantoren (langdurige zorg) en de zorgverzekeraars (medische zorg). De Jonge wil meer regie op regionaal niveau zodat de zorg over de domeinen heen geregeld kan worden. Het lijkt een simpele en doeltreffende oplossing. Ga als zorgaanbieders met elkaar om de tafel, inventariseer de zorgvraag èn het beschikbare zorgaanbod en biedt mensen de zorg die het beste bij hen past. Daarmee wordt niet alleen maatwerk geleverd maar worden ook onnodig dure uitgaven vermeden. Helaas is de praktijk aanzienlijk minder simpel.

Een belangrijk knelpunt vormen de strikte criteria waaraan de financiering van zorgvoorzieningen moeten voldoen. Met name ouderen, de groep met de snelst groeiende zorgvraag, kampen vaak met meerdere aandoeningen waardoor ze buiten de bestaande categorieën vallen. Zoals de Volkskrant het omschrijft: 'De bedden zijn beschikbaar en personeel is voorhanden, maar tussen droom en daad staan vinkjes in de weg, en administratieve bezwaren.' En als een zorgaanbieder niet zeker weet of zijn kosten wel vergoed zullen worden, zal hij twijfelgevallen eerder weigeren.

Een tweede knelpunt zijn de prestatie-indicatoren die zorgverzekeraars hanteren. Daarmee bedoel ik de eisen die zorgverzekeraars stellen aan slaagpercentages van opnames. De geriatrische revalidatiezorg probeert ouderen verloren vaardigheden opnieuw aan te leren, zodat zij weer thuis kunnen wonen. Maar als te weinig mensen terug naar huis kunnen en alsnog worden verwezen naar een verpleeghuis wordt de geriatrische revalidatiezorg gekort. Ook in die gevallen geldt in de praktijk: bij twijfel niet opnemen. Het is een loose-loose situatie. De oudere komt geen stap verder in zijn of haar herstel, de zorgverzekeraar betaalt voor een duur ziekenhuisbed en de zorgaanbieder moet snijden in zijn aanbod. En een bed dat wordt bezet door iemand die daar niet meer hoort maar waar elders nog geen plek voor is, is niet beschikbaar voor een patiënt na een operatie. (Zodat de operatie soms noodgedwongen wordt afgezegd.)

Nog knellender zijn de beperkingen die gelden bij samenwerking in de zorg. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) publiceert regelmatig veel gestelde vragen over samenwerking tussen zorgaanbieders. Eén van de gestelde vragen is: 'Mogen zorgaanbieders samen een aanbod doen aan het zorgkantoor om een bepaalde tijd zorgplaatsen te leveren, die ze dan zelf onder elkaar verdelen?' Dit lijkt me een essentieel instrument om tot passende plaatsing te komen. Maar de ACM antwoordt: 'Nee, dat mag niet. Ook niet als manier om minder risico’s te lopen met investeringen of om witte vlekken in één keer op te lossen.' 

Een andere vraag die van belang is voor het door de minister gewenste regelen van de zorg over de domeinen heen: 'Zorgaanbieders willen samen met zorgkantoor, gemeente en woningbouwverenigingen het aanbod op de langere termijn vaststellen. Mogen ze elkaar vertellen welke afspraken over prijzen en volumes ze in de lopende inkoopcyclus hebben gemaakt?' 'Nee, dat mag niet. Ook niet volgens de leidraad uitwisselen informatie afbouw capaciteit zorg. Met zulke informatie geven de zorgaanbieders inzicht in elkaars strategische en commerciële positie. Dat schaadt de concurrentie in de zorg.' 

En de laatste vraag: 'Mogen zorgaanbieders onderling afspraken maken over afbouw en ombouw van intramurale capaciteit?' 'Nee, dat mag niet. Zorgaanbieders mogen niet met elkaar uitmaken wie welke capaciteit uit de markt haalt.'

In de zorg zijn zorgaanbieders van elkaar afhankelijk om tot een sluitend en passend aanbod te komen. Inzicht in wie welke capaciteit beschikbaar heeft, is daarvoor een essentieel vereiste. Net als de onderlinge verdeling van die plaatsen.

Volgens De Jonge staat nergens in de wet dat het verboden is om 'op een verstandige manier met elkaar samen te werken'. Dat is waar, maar de financiële regels en sommige geldende verboden maken samenwerking wel heel ingewikkeld en in de praktijk vaak onmogelijk. Om deze problematiek op te lossen is een radicale ingreep in de grondslag van het zorgstelsel nodig: het loslaten van het idee dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars met elkaar moeten concurreren. Zolang het stelsel op dit uitgangspunt gebaseerd is, wordt de broodnodige samenwerking belemmerd. En daar wordt niemand beter van.

> Lees de eerdere blogs die Marijke Linthorst schreef over de zorg
> Volg Marijke Linthorst op haar zoektocht langs huisartsen, specialisten, zorgverzekeraars en bestuurders van ziekenhuizen en ontvang iedere week haar blogs via e-mail.

  • 1De Volkskrant, 26 oktober 2019

Dossiers

Voor een thematisch overzicht van al onze artikelen en publicaties, zie onze dossiers