Tot voor kort waren de posities duidelijk: links wilde het kapitalisme ‘inperken’ – in meer of mindere mate – en rechts wilde het juist vrijlaten. Maar het strijdtoneel is veranderd. Zowel socialisten, sociaal-democraten, groenen als liberalen hebben er nu belang bij het doorgeslagen kapitalistische systeem dat onze samenleving in zijn greep houdt, grondig te herzien. Een groen-liberaal-socialistisch verbond tegen het kapitalisme is daardoor mogelijk.
Door: Peter Sas
Gepromoveerd in de filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, werkzaam bij het partijbureau van de SP en actief bij Extinction Rebellion
Twee in rap tempo escalerende crises bedreigen onze toekomst: de ecologische crisis en de wereldwijde crisis van de democratie. In beide gevallen speelt het geglobaliseerde neoliberale kapitalisme een kwalijke rol. Onze kapitalistische economieën worden geacht jaarlijks zo’n drie procent te groeien, maar eindeloze exponentiële groei – met bijbehorende groei in grondstoffenverbruik en afval-uitstoot – is simpelweg onhoudbaar op een eindige planeet.[1]
Bovendien zijn de vruchten van die groei zeer ongelijkheid verdeeld, waarbij de winsten primair geïncasseerd worden door een steeds rijkere elite. Een elite die daarmee niet alleen bovenmatig drukt op de ecologische stabiliteit van onze planeet, maar ook op onze democratische systemen. Groeiende economische macht betekent immers óók groeiende politieke macht, des te meer in het huidige tijdperk van Big Tech en sociale media.
Politici, van links tot rechts, doen er verstandig aan dit onder ogen te zien en zouden eindelijk weer het k-woord – kapitalisme – in de mond moeten durven nemen. Te lang is de kapitalistische economie geaccepteerd als ‘the only game in town’, als ware het een natuurgegeven dat net zomin aangepast kan worden als de zwaartekracht of de lichtsnelheid. We moeten dit denkverbod op het kapitalisme opheffen. Het kapitalisme is geen natuurwet: het is door menselijk handelen ontstaan en kan dus ook door menselijk handelen veranderd worden.
Paradoxaal genoeg geeft juist het omvattende karakter van de huidige crisis van het kapitalisme aanleiding tot enige hoop. De dreiging van ecologische ineenstorting gaat iedereen aan, of je nu links bent of rechts. En omdat nu ook liberale principes als democratie, individuele autonomie en zelfs vrije marktwerking door het kapitalisme bedreigd worden, is de oude tegenstelling tussen socialisme en liberalisme aan het eroderen. Oók liberalen hebben nu reden genoeg om het kapitalisme aan te pakken.
Dit alles opent de mogelijkheid van groen-liberaal-socialistische samenwerking in het beteugelen van het neoliberale kapitalisme. Een dergelijk monsterverbond is waarschijnlijk onze enige kans om een politieke meerderheid te creëren voor een alternatieve economie met fors meer sociaaleconomische gelijkheid, fors meer democratie en in harmonie met de natuur. In dit artikel onderzoek ik de noodzaak en mogelijkheden van zo’n breed verbond tegen het huidige gedereguleerde kapitalisme.
Dat het socialisme of zelfs het communisme in zo’n monsterverbond niets aan radicaliteit hoeft in te boeten, zal aan het eind van dit artikel aan bod komen. Groenen, socialisten, sociaal-democraten en liberalen hoeven het echt niet over alles eens te worden; er blijft genoeg ruimte voor discussie. Maar dan moeten we die discussie wél voeren. Een breed publiek debat over de tekortkomingen van het huidige kapitalisme en de mogelijkheden tot verandering is nu van het allergrootste belang. De toekomst van de menselijke beschaving op aarde hangt ervan af.
Een duister scenario
Kijken we naar de toekomst, dan kunnen we de donderwolken duidelijk zien hangen. Het duistere scenario van mondiale ecologische ineenstorting in combinatie met autoritair kapitalisme komt angstaanjagend dichtbij. Door de toenemende ongelijkheid tussen rijk en niet-rijk staat de democratie wereldwijd zwaar onder druk. Zoals de internationale Edelman Trust Barometer al jaren laat zien, neemt het algemene vertrouwen in de democratie af naarmate de ongelijkheid tussen rijk en niet-rijk groeit: mensen zien dat vooral de rijke elite profiteert van het economische systeem en voelen zich buitenspel gezet.[2] En dat gevoel is deels zeker terecht.
Naarmate de rijken en multinationals rijker worden kunnen zij ook meer investeren in lobby’s die hún belangen promoten bij politici; ook giften aan politieke partijen spelen daarbij een rol. En door de globalisering kunnen multinationals gemakkelijker hun vestigingen verplaatsen naar andere landen met bijvoorbeeld lagere lonen, lagere belastingen op winst en vermogen en minder milieuregels, wat de democratische soevereiniteit van landen verder aantast.[3]
Aan deze ondermijning van de democratie is de laatste jaren nog een bijzonder verontrustend aspect toegevoegd: de groeiende invloed van Big Tech en de sociale media. Treffend in dit verband is een oude uitspraak van Hannah Arendt: ‘Het ideale subject van het totalitaire bewind is niet de overtuigde nazi of de overtuigde communist, maar mensen voor wie het onderscheid tussen feit en fictie (dat wil zeggen de realiteit van de ervaring) en het onderscheid tussen waar en onwaar (dat wil zeggen de denknormen) niet meer bestaan.’[4] Want dat is precies wat de sociale media doen: ze eroderen het verschil tussen feit en fictie, tussen waar en onwaar.
Op deze manier wordt de democratie ondermijnd door bedrijven als Facebook en Twitter, waarvan de algoritmes informatiebubbels creëren en extreemrechtse complottheorieën bevoordelen, simpelweg omdat dit hun winsten vergroot. Alle desinformatie en complottheorieën rond het coronavirus spreken wat dit betreft boekdelen. Hoe slecht dit is voor de democratie zien we in de Verenigde Staten, waar 58% van de Republikeinse kiezers nog steeds gelooft in de ‘Big Lie’, de inmiddels al talloze keren weerlegde complottheorie dat Biden de verkiezingen van Trump gestolen zou hebben.[5]
Deze erosie van de democratie door Big Tech maak duidelijk dat nu zelfs het bij uitstek liberale principe van individuele autonomie door het kapitalisme wordt aangetast. Want wat betekent autonomie nog als de vermogens tot zelfstandig nadenken en vrije wilsbepaling structureel door Big Tech ondermijnd worden? Multinationals als Facebook en Google slurpen onze data op en passen daar kunstmatige intelligentie op toe; zo ontwikkelen ze sociaal-psychologische modellen die steeds beter ons collectieve en individuele gedrag kunnen voorspellen en dus ook kunnen beïnvloeden. Big Tech weet steeds beter welke informatie ze ons moet voeren om ons door hún hoepeltjes te laten springen.[6]
Deze uitholling van de democratie is des te rampzaliger omdat we juist nu breed gedragen en dus democratisch genomen maatregelen nodig hebben om een ecologische ramp af te wenden. Ondanks alle klimaatafspraken blijft de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen stijgen, zodat we aankijken tegen een mondiale opwarming van 3℃ in het jaar 2100 en mogelijk nog hoger. Het grote gevaar hierbij is dat de ecologische crisis en de crisis van de democratie elkaar kunnen versterken.
Door de ecologische crisis zullen de winsten van de grote multinationals steeds meer onder druk komen te staan. De aarde raakt, simpel gezegd, uitgeput en kan daardoor steeds minder makkelijk geëxploiteerd worden. Grondstoffen- en voedselprijzen zullen stijgen, net als de transportkosten door steeds extremer weer. Investeerders zullen door publieke druk hun investeringen in de zeer winstgevende fossiele brandstof-industrie terug moeten trekken. De kosten voor de groene energietransitie zullen stijgen, kosten die deels door het kapitaal gedragen moeten worden.[7]
Er dreigt, kortom, een accumulatie-crisis waarbij de eerste levensbehoefte van het kapitaal, namelijk constante groei, gedwarsboomd wordt door de ontwrichtende gevolgen van de ecologische crisis. Het gevaar is dan levensgroot dat de nu al aanwezige illiberale kanten van het kapitalisme verder gaan overheersen. Om hun winsten veilig te stellen zal het voor multinationals erg verleidelijk worden om de maatschappij op ondemocratische wijze naar haar hand te zetten, via de propagandamachine van de sociale media, door intensivering van haar lobby in de politiek, door het steunen van opkomende autoritaire regimes en door misbruik te maken van haar marktmacht via monopolies, kartelvorming en de private platform-economieën.
Kapitalisme en vrije marktwerking
Ook het bij uitstek liberale principe van vrije marktwerking staat onder druk door de groeiende ongelijkheden in het huidige kapitalisme. Dat klinkt paradoxaal, omdat kapitalisme en vrije marktwerking gewoonlijk als synoniem worden genomen. Maar dit is niet alleen historisch onjuist – ruilhandel en markten zijn vele eeuwen ouder dan het kapitalisme – het klopt ook niet als we kijken naar de praktijk van het neoliberale kapitalisme.
Marktwerking vereist, zoals liberale economen zeggen, een gelijk speelveld: om met elkaar te kunnen concurreren moeten marktspelers ongeveer even sterk zijn. Alleen als er een gelijk speelveld is, kan wat Adam Smith de ‘onzichtbare hand’ van de vrije markt noemde, haar allocerende werk doen en vraag en aanbod op de meest efficiënte wijze op elkaar afstemmen. Maar als er iets op gespannen voet staat met gelijke speelvelden dan is dat wel het kapitalisme met zijn inherente tendens tot eindeloze accumulatie en concentratie van kapitaal in de handen van enkelen.
In het kapitalisme geldt: ‘the big fish eat the little fish’. Hierdoor leidt het gedereguleerde kapitalisme onvermijdelijk tot steeds grotere ongelijkheden tussen rijk en niet-rijk, tot steeds grotere multinationals en daarmee ook tot kartel- en monopolievorming – allemaal ontwikkelingen die stelselmatig de vrije markt ondergraven.
In 2004 wees Paul de Beer in Socialisme & Democratie op deze inherente spanning tussen kapitaal en marktwerking. Ogenschijnlijk, zo merkt hij op, sluiten beide elementen van het kapitalisme naadloos op elkaar aan: het winstmotief van de kapitaalbezitter vormt de prikkel voor investeringen en daarmee voor economische groei, technologische innovatie en de bevrediging van consumentenbehoeften, terwijl het marktmechanisme zorgt voor de meest efficiënte afstemming van vraag en aanbod. Althans, zo werkt de economische theorie. De praktijk is anders. De Beer: ‘Bij zorgvuldige beschouwing blijken beide aspecten van het kapitalisme echter vaak haaks op elkaar te staan. Het rendement op kapitaal is hoger naarmate de kapitaalbezitter er beter in slaagt een monopoliepositie te verwerven en het marktmechanisme buiten werking te stellen [...]. Het ideaal van iedere ondernemer is dan ook om zich aan de tucht van de markt te onttrekken.’[8]
Men zou, marxistisch gezegd, deze spanning tussen kapitaal en marktwerking een van de interne contradicties van het kapitalisme kunnen noemen. De contradictie komt erop neer dat de allocerende werking van de markt gefrustreerd wordt door de inherente tendens van het kapitaal ‘om zich aan de tucht van de markt te onttrekken’. De onzichtbare hand van de markt wordt zo tegengewerkt door wat wel de onzichtbare voet van het kapitaal wordt genoemd. Aldus Herman Daly, een van de grondleggers van de ecologische economie: ‘De “onzichtbare hand” van Adam Smith leidt ertoe dat het private eigenbelang onbewust het algemeen belang dient. De “onzichtbare voet” leidt ertoe dat het private eigenbelang dit algemeen belang weer kapot schopt.’[9]
In de praktijk van het gedereguleerde kapitalisme zien we duidelijk hoe het ideaal van gelijke speelvelden uitgehold wordt door de groeiende ongelijkheid tussen rijk en niet-rijk. Hoe kunnen kleine ondernemers concurreren met supermachtige multinationals, die vaak groter zijn dan een gemiddeld land? Hoe kunnen arme landen concurreren met rijke landen als zij moeten voldoen aan handelsregels die systematisch in het voordeel van de rijke landen zijn, simpelweg omdat deze regels opgelegd worden door internationale organisaties als de WTO, de Wereldbank en het IMF waar de rijke landen en hun multinationals de scepter zwaaien? Hoe kunnen kleine boeren, die lokaal en ecologisch verantwoord willen werken, concurreren met de door het grootkapitaal gefinancierde agribusiness?
Op de arbeidsmarkt speelt hetzelfde probleem: hoe kunnen jongeren die opgroeien in achterstandswijken later ooit op een eerlijke manier ‘concurreren’ met jongeren uit welvarende wijken, die opgroeien met meer geld, beter onderwijs, een gezondere leefomgeving en een beter sociaal netwerk?
Platform-economie: de private toe-eigening van markten
Door de huidige digitalisering van de maatschappij neemt de ondermijning van de marktwerking door het kapitalisme steeds extremere vormen aan. Denk aan de digitale platform-economie, die er feitelijk op neerkomt dat multinationals als Amazon en Uber hele markten ‘en bloc’ overnemen en als privébezit toe-eigenen. Door het bezit van cruciale digitale technologieën (‘apps’) hebben deze multinationals feitelijk de infrastructuur van de marktwerking in handen.
Anders dan vroeger draait de macht van het kapitaal in de platform-economie niet om het privébezit van de productiemiddelen – dat is voor de platform-bedrijven minder belangrijk. Een taxichauffeur die zijn diensten via Uber aanbiedt kan zelf de eigenaar zijn van zijn auto, een pizzabakker die zijn pizza’s via Deliveroo aanbiedt, kan zelf de eigenaar zijn van zijn keuken et cetera. Waar het om gaat in de platformeconomie is privébezit van de markt-middelen, dat wil zeggen de digitale middelen die vragers en aanbieders in staat stellen om elkaar te vinden. Op deze wijze kunnen de platform-bedrijven de ‘vrije markt’ zélf bezitten en controleren. Zoals de econoom en Griekse ex-minister van Financiën Yanis Varoufakis stelt: ‘Zodra je Amazon binnengaat, verlaat je de markt. Je betreedt een domein waar alles wat gekocht en verkocht wordt, bestuurd wordt door één algoritme, één persoon, één eigenaar.’[10]
Het neoliberale verkooppraatje voor het gedereguleerde kapitalisme, namelijk dat vrije marktwerking voor iedereen het beste zou zijn, is een wassen neus. Als er iets op gespannen voet staat met vrije marktwerking – met het gelijke speelveld dat nodig is voor eerlijke concurrentie – dan is dat, zoals gezegd, het kapitalisme met zijn ingebakken tendens tot kapitaal-accumulatie en -concentratie.
Liberalisme en socialisme: een achterhaalde tegenstelling
Het feit dat nu ook het liberalisme het groeiende gevaar moet erkennen van de escalerende ecologische crisis én van de illiberale tendensen van het huidige kapitalisme opent de deur naar groen-liberaal-socialistische samenwerking in de beteugeling van dit kapitalisme. Natuurlijk zal zo’n monsterverbond niet vanzelf gaan. Met name socialisten en liberalen zullen hun afkeer van elkaar moeten overwinnen. Aan beide kanten zal er afgerekend moeten worden met ingebakken vooroordelen. Beide kanten zullen iets moeten opgeven.
Maar, en dit is de crux die samenwerking mogelijk maak, uiteindelijk moeten deze politieke stromingen precies hetzelfde opgeven, namelijk de misvatting dat kapitalisme gelijkstaat aan vrije marktwerking. Het frappante is dat zodra deze misvatting opgegeven wordt, liberalisme en socialisme opeens een stuk dichter bij elkaar blijken te liggen. Willen we echt vrije marktwerking, dan zullen we het kapitalisme drastisch moeten afzwakken – ‘breidelen’ in de woorden van Den Uyl – of zelfs afschaffen, zoals bijvoorbeeld Varoufakis stelt.[11]
Voor het liberalisme betekent dit dat het zich niet langer als de ideologische schaamlap van het kapitalisme moet laten misbruiken. Te lang hebben liberalen hun principes van democratie, vrijheid en marktwerking gebruikt om een economisch systeem te rechtvaardigen dat deze principes juist ondermijnt. Wat liberalen moeten erkennen is dat een socialistische herverdelingspolitiek broodnodig is om eerlijke marktwerking mogelijk te maken. Door welvaart te herverdelen van rijk naar arm – en naar de sociale voorzieningen waar vooral armen van profiteren, zoals algemeen toegankelijk onderwijs en gezondheidszorg – geef je de armen extra ondersteuning zodat hun concurrerend vermogen op de arbeidsmarkt toeneemt én je voorkomt dat de rijken te rijk worden en zo de markt en de politiek gaan domineren.
Voor socialisten betekent deze ontkoppeling van marktwerking en kapitalisme dat ze eindelijk los kunnen komen van hun contraproductieve anti-markt-retoriek. Socialisten die het neoliberale kapitalisme verwerpen als ‘marktfundamentalisme’ trappen daarmee precies in de val die het neoliberalisme heeft uitgezet. Dat is immers wat het neoliberalisme wil: het gedereguleerde hyperkapitalisme verkopen als het summum van vrije marktwerking. Inmiddels zouden ook socialisten beter moeten weten.
Het contraproductieve van deze anti-markt-retoriek is dat het socialisme zichzelf daarmee isoleert en kwetsbaar maakt voor het verwijt van economische achterlijkheid. Want als je tegen marktwerking bent, wat wil je dan? Een centraal geleide economie, zoals in het Sovjet-communisme? Daarvan is duidelijk dat het niet heeft gewerkt en niet kan werken. De bureaucraten die een planeconomie ten uitvoer moeten brengen krijgen daarmee een enorme macht die onherroepelijk tot misbruik en corruptie leidt, wat in de Sovjet-Unie op grote schaal gebeurde.
Daar komt bij dat liberale economen overtuigend hebben laten zien dat het zonder een vorm van marktwerking nagenoeg onmogelijk is om precies te weten welke producten en diensten mensen willen en welke hulpbronnen daarvoor op de meest efficiënte wijze gebruikt kunnen worden. Er is geen efficiënter middel dan het marktmechanisme om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.[12] Maar, nogmaals, daarvoor moet er wel een gelijk speelveld zijn en dat is er niet in het huidige kapitalisme.
Ook socialisten ontkomen dus niet aan marktwerking als ze een serieus model voor een alternatieve economie willen. Dit betekent geenszins een knieval voor het kapitalisme: voor écht vrije marktwerking is juist een drastische inperking of zelfs afschaffing van het kapitalisme nodig. Op deze wijze kan het socialisme de retoriek van het liberalisme tegen het kapitalisme inzetten.
Mogelijkheden voor samenwerking
Hoe kunnen groenen, liberalen en socialisten samenwerken om het neoliberale kapitalisme aan banden te leggen en de doorgeslagen macht van het kapitaal te beteugelen? Het is moeilijk hier in het kort even een programma voor te geven; daarvoor is het geglobaliseerde kapitalisme te wijdvertakt en te complex. De mogelijkheden tot beteugeling van het kapitalisme zijn legio en het is vrij willekeurig om daar een paar specifieke voorbeelden uit te lichten. Uiteindelijk zal dit een kwestie moeten zijn van onderhandeling tussen groenen, socialisten, sociaal-democraten en liberalen.
Dat gezegd hebbende zou ik toch enkele voorstellen willen doen, hoe willekeurig ook. Te denken valt aan een heel palet aan maatregelen, zoals strengere antitrustregels om monopolie- en kartelvorming beter tegen te gaan, het aanpakken van belastingontwijking en -ontduiking, de reeds genoemde herverdeling van rijk naar arm, het bestraffen van bedrijven die zaken doen met ondemocratische regimes, het opheffen van de onschendbaarheid van aandeelhouders (‘limited liability’) zodat de schade (bijvoorbeeld ecologische schade) die hun economische activiteiten aanrichten ook op hen verhaald kan worden, het invoeren van een wereldwijd minimumloon of universeel basisinkomen (gecorrigeerd voor regionale koopkrachtverschillen), het verbieden van woekerwinsten in de farmaceutische industrie en het drastisch inperken van patenten op medicijnen, het uitbreiden van het privacyrecht tot de gebruikersdata van de sociale media, het vervangen van het bruto nationaal product als belangrijkste indicator van ‘economische gezondheid’ door inclusievere indicatoren die ook menselijk en ecologisch welzijn meerekenen, eerlijkere internationale handelsregels door democratisering van organisaties als de WTO, het kwijtschelden van de onrechtvaardige en onbetaalbare schulden van de armste landen (de Jubilee-campagne), een verbod op bedrijfslobby’s in de politiek, een verbod op giften aan politieke partijen, het terugdraaien van sommige privatiseringen van nutsvoorzieningen (zoals energie en volkshuisvesting), een verbod op financiële producten die onverantwoorde speculatie in de hand werken en het invoeren van een belasting op financiële transacties en op de uitstoot van broeikasgassen.
Natuurlijk gaat het hierbij grotendeels om maatregelen die alleen in internationaal verband genomen kunnen worden. De beoogde groen-liberaal-socialistische samenwerking moet dan ook een internationale samenwerking zijn. Overigens is hiermee recentelijk al een bescheiden begin gemaakt door het OESO-verdrag voor een wereldwijd minimumtarief voor winstbelasting, om zo de ‘race to the bottom’ in belastingtarieven tegen te gaan. Critici als Oxfam wijzen er echter op dat het akkoord in menig opzicht ernstig tekortschiet.[13] We moeten het verdrag dan ook niet zien als eindstation maar als een eerste stap richting de brede samenwerking tussen links en rechts die nodig is om het kapitalisme aan banden te leggen.
Ruimte voor discussie
Er zijn dus volop mogelijkheden voor groenen, liberalen, socialisten en sociaal-democraten om samen te werken in de beteugeling van het neoliberale kapitalisme. Tegelijkertijd blijft er genoeg ruimte over voor discussie over de precieze mate waarin het kapitalisme ingeperkt moet worden. De verschillende politieke stromingen hoeven het echt niet over alles eens te worden of hun eigenheid te verliezen in deze samenwerking. Hier is het met name voor socialisten van belang om te weten dat ze niets aan radicaliteit hoeven in te boeten, zoals bijvoorbeeld de eerder genoemde ‘liberale marxist’ Varoufakis laat zien.
In zijn alternatief, dat Varoufakis ‘corpo-syndicalisme’ noemt, blijft de economie het strijdtoneel van winstgerichte bedrijven die met elkaar concurreren op vrije markten, met dit verschil dat de bedrijven niet langer in handen zijn van rijke aandeelhouders maar in handen van de werknemers zelf. Daarmee wordt het kapitalistische klassenonderscheid tussen aandeelhouders die de winsten opstrijken en de werkers die loon ontvangen afgeschaft. De economie blijft een markteconomie, maar de concurrerende bedrijven veranderen in coöperaties met arbeiderszelfbestuur. Op deze wijze combineert Varoufakis het liberale principe van marktwerking met de radicaal egalitaire principes van het anarcho-syndicalisme.[14]
Zelfs vanuit het communisme kan er een argument geformuleerd worden voor marktsocialisme (iets waar de Poolse socialist en econoom Oskar Lange al in de jaren dertig voor pleitte). Communisme staat voor collectief bezit en beheer van de productiemiddelen. Maar is het marktmechanisme zelf niet het belangrijkste ‘productiemiddel’ gezien het cruciale belang ervan voor de onderlinge afstemming van vraag en aanbod?
Communisme moet dan ook, in mijn ogen, niet draaien om het afschaffen van het marktmechanisme, maar om het collectief beheren van dat mechanisme, het inbedden ervan in een socialistische staat die ervoor zorgt dat de dynamiek van de marktwerking niet ten koste gaat van het algemeen belang maar er juist ten dienste van staat. Dit geldt des te meer in het licht van de huidige platform-bedrijven, die zich hele markten als privébezit toe-eigenen: wat is er in deze situatie communistischer dan het ‘collectiviseren’ van deze markten, om ze onder democratische controle van de staat te brengen?
Ik noem de voorbeelden van Varoufakis en het marktsocialisme niet omdat ik vind dat dit ‘the way to go is’ (al vind ik persoonlijk het idee van een klassenloze markteconomie zeer aantrekkelijk). Waar het om gaat is dat er nu meer dan genoeg aanleiding én ruimte is voor een brede maatschappelijke discussie over de noodzaak en mogelijkheid van een alternatief voor het huidige kapitalisme. Dit is de discussie die we met elkaar moeten voeren, groenen, socialisten, sociaal-democraten én liberalen.
Noten
- Ook in S&D en de PvdA woedt dit debat, zie bijvoorbeeld het artikel van Hendrik Noten ‘Werk minder, redt de wereld’ in S&D 2020/6.
- Zie: de Edelman Trust Barometer 2020.
- Zie: Wallach, L. & Sforza, M. (1999) Whose Trade Organization? Corporate Globalization and the Erosion of Democracy, Washington DC: Public Citizen; Hertz, N. (2001) The Silent Takeover: Global Capitalism and the Death of Democracy, Londen: William Heinemann.
- Zie: Arendt, H. (1973) The Origins of Totalitarianism, San Diego: Harcourt Brace Jovanovich, p.474.
- Zie: USA Today, A year after Jan. 6, Americans say democracy is in peril but disagree on why: USA TODAY/Suffolk poll. Volgens de recente onthullingen van klokkenluider Frances Haugen heeft Facebook rechtstreeks en welbewust bijgedragen aan de verspreiding van de rechts-extremistische complottheorieën die tot de bestorming van het Capitool hebben geleid, zie: NOS, Nieuwe 'waterval' aan verhalen schetst ontluisterend beeld van Facebook.
- Over de manier waarop Big Tech de individuele autonomie ondermijnt, zie: Zuboff, S. (2019) The Age of Surveillance Capitalism: The Fight for a Human Future at the New Frontier of Power, New York: PublicAffairs.
- Over de manier waarop de ecologische crisis tot inflatie leidt, zie: Asian Development Blog, One Way to Address Inflation: Take Action on Climate Change.
- De Beer, (2004). Een linkse hervormingsagenda voor het kapitalisme. S&D 2004/10-11, pp.10-26.
- Daly, H. (2010). ‘Introduction to the Steady-State Economy’, in: Nader, L. (2010). The Energy Reader, Chichester: Wiley-Blackwell, p.72.
- Varoufakis deed deze uitspraak tijdens een debat over de vraag ‘Can we fix capitalism?’.
- ‘Een ware herleving van de mark vereist het einde van het kapitalisme’, aldus: Varoufakis, Y. (2020). Another Now: Dispatches from an Alternative Present, Londen: The Bodley Head, p.154.
- Over de onwerkbaarheid van een centraal geleide economie en de onontbeerlijkheid van het marktmechanisme, zie: Varoufakis (2020). p.151.
- Zie: Oxfam (2021, 8 oktober) OECD tax deal is a mockery of fairness.
- Zie: Varoufakis (2020), pp.41-66.