In de blog van 26 september 2016 schreef ik over de plannen om de gezondheidszorg in Zeeland toekomstbestendig te maken. Als gevolg van de krimpende en vergrijzende bevolking was een nieuwe, integrale visie op de gezondheidszorg noodzakelijk. Vergrijzing leidt tot een accentverschuiving naar chronische, laagdrempelige zorg; een krimpende bevolking maakt het in de medisch specialistische zorg moeilijk om de door de beroepsgroep en de zorgverzekeraars vereiste volume-norm te realiseren. (Uitgangspunt is dat een ziekenhuis een minimum aan behandelingen moet verrichten om aan de kwaliteitseisen te kunnen voldoen.) Om hoogwaardige en acute zorg in Zeeland te behouden oordeelde de Commissie Toekomstige Zorg Zeeland, waarin de provincie en de grootste zorgverzekeraar in Zeeland (CZ) eendrachtig samenwerkten, dat samenwerking cruciaal was. Met name tussen de twee ziekenhuizen in Zeeland.
“Gezien de infrastructuur, bevolkingsdichtheid en steeds scherper wordende volume- en kwaliteitsnormen voor meer complexe ingrepen, is het kwalitatief en financieel niet langer mogelijk om twee ziekenhuizen met een volledig functiepakket te behouden. Behoud van twee volledige ziekenhuizen zou betekenen dat een steeds groter wordend deel van de (complexe) medisch specialistische zorg weglekt uit Zeeland waarmee er twee uitgeklede ziekenhuizen overblijven en de beschikbaarheid van acute spoedzorg 24/7 niet meer adequaat gefinancierd kan worden. Om te komen tot een optimalisatie van de bedrijfsvoering, ondersteunende diensten en een optimale taakverdeling en schaalgrootte van de meer complexe medische specialistische zorg, is er in de toekomst intensieve samenwerking nodig tussen de twee huidige ziekenhuizen.”
De Commissie voorziet dat zonder samenwerking de complexere zorgvormen in de toekomst volledig verplaatst worden naar ziekenhuizen buiten Zeeland. Met als gevolg nog minder schaalgrootte in Zeeland, een verdergaande afkalving van het zorgaanbod en langere reistijden voor patiënten. Op den duur kan een versoberd zorgaanbod gevolgen hebben voor het vestigingsklimaat in Zeeland en dus tot een vermindering van economische bedrijvigheid en werkgelegenheid. En voor de aantrekkelijkheid van Zeeland als vakantiebestemming.
Vorige maand kwam het eindverslag van de commissie uit. Ik werd er niet vrolijk van. Hoewel er op verschillende terreinen (met name op het gebied van de GGZ, huisartsen, gezondheidscentra en samenwerking tussen huisartsen en specialisten) vooruitgang is geboekt, is de beoogde intensieve samenwerking tussen de twee ziekenhuizen niet van de grond gekomen. De reden is dat het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) is overgenomen door Erasmus Mc in Rotterdam. Daarmee wordt het voor het tweede ziekenhuis, ZorgSaam in Zeeuws-Vlaanderen, lastig om bepaalde volume-normen te halen. In de woorden van de commissie: “Voor ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen geldt dat het verzorgingsgebied weinig omvangrijk is, hetgeen een risico voor de continuïteit met zich meebrengt.”
Hier dreigt zich dus precies het horrorscenario te voltrekken waar de Commissie Toekomstige Zorg Zeeland (CTZZ) in 2015 voor waarschuwde. Hoe kan dit? Als één van de oorzaken van de versnippering van de zorg in Zeeland wees de CTZZ op de financieringsstructuur: “De huidige bekostigingsafspraken vanuit zorgverzekeraars en gemeenten stimuleren samenwerking over de schotten heen niet.” Dit leidt ertoe dat de focus veelal op de korte termijn overleving ligt en er minder aandacht gaat naar nieuwe zorgconcepten en samenwerking op de langere termijn. Ik denk dat dit precies is wat er gebeurd is. Voor de cliëntenraad van het ADRZ was de penibele financiële positie van het ziekenhuis een belangrijke reden om met de overname door het Erasmus in te stemmen.
En de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die de overname van het ADRZ door het Erasmus Mc heeft beoordeeld, heeft niet gekeken naar de gevolgen voor de samenwerking binnen Zeeland, maar naar de gevolgen voor de mededinging. Omdat het Erasmus en het ADRZ voor de reguliere ziekenhuiszorg in verschillende regio’s actief zijn, verwacht de ACM geen gevolgen voor de concurrentie en de keuzevrijheid van de consument. Ook voor andere zorgaanbieders in de regio ziet de ACM geen risico. ZorgSaam heeft zorgen geuit met betrekking tot dotteren; met name electieve dotterbehandelingen zouden naar het Erasmus kunnen worden verwezen en daarmee de volume-norm in gevaar kunnen brengen. De ACM denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. In hun argumentatie wijzen het Erasmus Mc en het ADRZ op de CTZZ, waarin cardiologie een speerpunt is. Alle bij de CTZZ aangesloten partijen zijn het er volgens hen over eens dat acute dotterbehandelingen in Zeeland aangeboden moeten blijven en dat electieve dotterbehandelingen daarnaast noodzakelijk zijn om de overall kwaliteit van dotterbehandelingen op niveau te houden.
Het is alleen jammer dat de CTZZ is opgeheven. In het Afstemmingsoverleg Toekomstige Zorg Zeeland (ATZZ), dat de ontwikkelingen nu coördineert, zijn beide ziekenhuizen niet meer vertegenwoordigd. We moeten dus maar hopen dat dit standpunt gehandhaafd blijft.
Niemand heeft de analyse van de CTZZ (alleen niet vrijblijvende samenwerking voorkomt afkalving van de zorg in Zeeland) bestreden. Maar om echt stappen te zetten zijn regie en doorzettingsmacht nodig. Voor individuele instellingen kan de markt aanlokkelijk zijn. Maar ik vrees dat dit niet geldt voor de zorg in Zeeland als geheel.