Door: Marijke Linthorst
Redacteur S&D
Volgens verschillende onderzoeken is er in Nederland sprake van een groeiende tweedeling. Deze doet zich voor op tal van terreinen: wonen, werk, inkomen en onderwijs. De rode draad is daarbij steeds hetzelfde. Wie op achterstand staat komt er niet meer tussen. De tweedeling ontgaat ook de Nederlandse burgers niet. Volgens de laatste Burgerperspectieven van het SCP maakt een groot deel van de ondervraagden zich zorgen over een rechtvaardige verdeling van baten en lasten en een groeiend verschil tussen arm en rijk.
Alle reden om de stormbal te hijsen maar het blijft, ook binnen de PvdA, opmerkelijk stil. Natuurlijk, we hebben allerlei ideeën om de ongelijkheid terug te dringen. Het afschaffen van de overdrachtsbelasting voor starters en het verhogen van de inkomensgrens voor sociale huurwoningen bijvoorbeeld op het terrein van de huisvesting. Of het creëren van brede brugklassen, laagdrempelige huiswerkbegeleiding en het stapelen van opleidingen in het onderwijs. En een pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekering voor (schijn)zelfstandigen.
Het zijn verbeteringen die de scherpste kantjes van de tweedeling afhalen maar de fundamentele oorzaken niet aanpakken. In de huidige krappe woningmarkt bijvoorbeeld, waar beleggers hun kapitaal graag in huizen steken, is een verhoging van de overdrachtsbelasting tot 10% voor deze groep een lachertje. Waar komt deze halfslachtige ‘oplossing’ vandaan?
De afgelopen decennia zijn steeds meer overheidstaken overgeheveld naar de markt en naar de burgers. Dat heeft op zichzelf al geleid tot toenemende ongelijkheid. Maar de genadeklap is toegebracht door iets anders. De overheid heeft zich niet alleen teruggetrokken, waar zij nog wel optreedt heeft zij zich ook een andere rol aangemeten. De overheid opereert niet meer als marktmeester maar als marktpartij. Met alle doelstellingen die daarbij horen. Het maximaliseren van opbrengst is daar één van. De verhuurderheffing (een belasting die aan woningverhuurders wordt opgelegd; de corporaties betaalden in 2019 € 1,7 mrd) had geen enkel ander doel dan de schatkist te spekken. En als het om de verkoop van grond gaat, willen zowel het Rijk als de gemeenten de hoofdprijs, ten koste van betaalbare woningen.
Het is tijd om ons opnieuw te bezinnen op de rol van de overheid. Essentiële bestaansvoorwaarden zijn een maatschappelijke aangelegenheid. Daarbij kan de overheid zich wat mij betreft niet afzijdig houden. Wat willen we met de woningmarkt? Is het een markt voor de hoogste bieder? Of verdienen onze burgers een fatsoenlijk en betaalbaar dak boven hun hoofd? In het laatste geval zijn ingrijpende maatregelen nodig. Wat zoden aan de dijk zet is de voorwaarde dat de koper (of een verwant) zelf in het huis gaat wonen. En het afschaffen van de verhuurderheffing. Willen we van onderwijs weer het emancipatievehikel maken dat het ooit was? Dan moeten we zorgen voor gelijke kansen. En dat betekent dat we (veel) meer moeten doen voor kinderen en scholen die op achterstand staan.
Als zich op alle cruciale leefgebieden een groeiende tweedeling ontwikkelt, redden we het niet meer met het plakken van pleisters. Dan hebben we nieuwe vergezichten nodig. Daarbij kunnen we leren van Den Uyl. Hij formuleerde bescheiden doelstellingen: de boel een beetje bij elkaar houden. Maar hij realiseerde zich terdege dat daar ingrijpende maatregelen voor nodig waren: spreiding van kennis, macht en inkomen. Dat geldt ook nu.