Door: A.L. Snijders
Mijn eerste zelfstandige passen maakte ik in 1938 in het Beatrixpark in Amsterdam-Zuid. Ik was in het jaar daarvoor geboren in de Roompotstraat, niet ver van het park. Vanmorgen, 31 mei 2021, toen het weer wat warmer werd, maakte ik een wandeling langs de Berkel, een kleine ‘rivier’ niet ver van mijn huis. De eerste keer dat ik deze wandeling maakte, was in 1971, het jaar dat ik in de Achterhoek kwam wonen.
Vandaag was ik van plan de Staringkoepel te bezoeken, een in de negentiende eeuw gebouwde, witgepleisterde theekoepel. Altijd als ik daar loop raak ik gefascineerd door de naam van de eigenaresse, Constantia Ernestine Theodora Staring, jongste dochter van de beroemde dichter. Deze drie namen hebben altijd op mijn verbeelding gewerkt, maar hierover zal ik zwijgen, om mijn reputatie geen kwaad te doen. Om de koepel te bereiken moet je het water oversteken met een ijzeren pont die je zelf met de hand kan bedienen. Ik heb het vaak gedaan maar deze keer lukte het niet, hij kwam niet van z’n plaats. Het duurde lang voordat ik ontdekte dat er een slot was geplaatst. Omdat de autoriteiten hadden verzuimd me te vertellen wat er aan de hand was, liep ik chagrijnig terug naar de parkeerplaats. Daar bleek tot mijn schande dat ik zelf het mededelingenbord had gemist. Ik las dat de Staringkoepel was gesloten ivm de maatregelen tegen het virus.
Onder normale omstandigheden is de koepel onbemand en voor iedereen toegankelijk. Hij ziet er van binnen en buiten goed verzorgd uit, terwijl het gastenboek verraadt dat er veel mensen een bezoek brengen zonder schade te veroorzaken. Ik ben er een keer met een gast geweest die heel ongewoon reageerde. Het was een Nederlander die Europeaan was. Hij woonde al vijftig jaar in Frankrijk en was doordrongen van Europa. Toen hij las dat de Staringkoepel was gerestaureerd met (gedeeltelijk) Europees geld, ontstak hij in woede. Nederland was een profiteur, een rijk land dat natuurlijk geld genoeg had om zoiets zelf te bekostigen. We zaten op de eerste verdieping, ik probeerde zijn aandacht te richten op het prachtige uitzicht, de grote bomen, het water, de koeien en de paarden. Vergeefs, hij werd steeds kwader, hij keerde zich van me af, hij wilde niets meer met me maken hebben.
Ik vroeg aan een toerist van Canadese komaf hoe hij erover dacht, maar de brave man was hier in Nederland om het graf van z’n grootvader te bezoeken en begreep niets van de ruzie tussen twee Nederlanders over het besteden van Europees hulpgeld. Dit nietige incident deed me beseffen dat Europa een zware dobber zal blijven.