In Skipr van 19 juni jl. vertelt Nika Stegeman over een thuiszorgorganisatie die een navordering van de fiscus kreeg van € 6.5 mln. Eén zin in de statuten bleek niet overeen te komen met de vereisten voor de vrijstelling van de vennootschapsbelasting. Stegeman trekt hieruit de conclusie dat ‘fiscaliteit’ veel hoger op de agenda moet komen van bestuurders in de zorg.
“In de zorg wordt steeds bedrijfsmatiger gewerkt, met steeds meer samenwerkingsverbanden. Maar zonder rekening te houden met fiscaliteit ontstaat er een botsing tussen het vrijgestelde domein en de nieuwe werkelijkheid. De fiscale omgeving moet meegroeien om problemen te voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een andere manier van financiering en contractering van zorg een groot effect heeft op de belastingheffing, terwijl de dienstverlening gelijk is gebleven.”
Voor Stegeman, partner bij accountants- en belastingadviesbureau BDO, zal dit een vanzelfsprekende redenering zijn. Maar voor wie de zorg beschouwt als een collectief, door alle burgers gefinancierd goed is de logica ver te zoeken. De dienstverlening blijft gelijk, maar door een andere manier van financiering en contractering ontstaat er een groot verschil in belastingheffing. Dat is op zichzelf al moeilijk uit te leggen aan een niet-fiscalist, maar de oplossingsrichting is helemaal onbegrijpelijk. Om problemen met ingewikkelde regels te voorkómen maken we niet de regels eenvoudiger, maar huren we een legertje experts in om de bestuurders te leren hoe ze met de regels moeten omgaan. Stegeman formuleert neutraal (fiscaliteit zou op iedere bestuursvergadering op de agenda moeten staan), maar het is evident dat daar natuurlijk specifieke expertise voor nodig is.
Het is een in omvang toenemend fenomeen: rondom de zorg ontstaan steeds meer organisaties die zich specialiseren in belastingadviezen, advocatuur, IT, consultancy en wat al niet meer. Allemaal verdienen zij een goed belegde boterham aan de zorg. Gedeeltelijk is dit soort ondersteuning nuttig en noodzakelijk. Maar voor een groot deel floreren deze bureaus omdat de regels, protocollen en verantwoordingseisen zo complex zijn dat een normaal, dat wil zeggen niet gespecialiseerd, mens deze niet kan doorgronden. Bovendien zijn, als niet aan de eisen voldaan is, de sancties vaak stevig. Declaraties die niet correct zijn ingediend worden bijvoorbeeld niet vergoed. Ook al is er geen enkele twijfel dat de zorg geleverd is. Het lijkt dan al gauw de moeite te lonen om de benodigde expertise in te huren. Maar we moeten ons natuurlijk wel realiseren dat de euro’s die naar externe deskundigen gaan, niet aan de zorg besteed worden. Om hoeveel geld het precies gaat is gissen, maar duidelijk is dat het grote bedragen zijn. Wie alleen al naar ‘zorgconsultant’ googelt, krijgt 45 adviesbureaus met een afdeling Zorg op het scherm.
Degenen die het ‘geld verdienen’ in de zorg, zijn de mensen die daadwerkelijk zorg verlenen: de artsen, verpleegkundigen, laborantes, thuiszorgmedewerkers etc. In het bedrag dat zorgverzekeraars voor hun werkzaamheden vergoeden zit een ‘opslag’. In een ziekenhuis betreft dit bijvoorbeeld de kosten voor het gebouw, verwarming en verlichting, management, schoonmaak en beveiliging. Zonder deze voorzieningen en ondersteuning zouden de zorgverleners hun werk niet (goed) kunnen doen. Maar het is in ieders belang (van zorgverzekeraars, burgers en de overheid) dat deze opslag beperkt is tot wat echt noodzakelijk is. Dus laten we de zaken eens omdraaien.
Als de regelgeving rond fiscaliteit ingewikkeld is, moeten we zorgverleners niet dwingen externe deskundigen in te huren, maar moet de overheid de regelgeving vereenvoudigen. Het staat de overheid daarbij trouwens vrij om fiscale adviesbureaus in te schakelen. Als het declareren van verleende zorg tot problemen leidt moeten de protocollen op de schop.
Declaraties moeten worden ingediend via een Diagnose Behandel Combinatie (DBC). Op dit moment zijn er ruim 5.000 DBC’s. Een ziekenhuisbestuurder rekende me eens voor dat ongeveer 200 DBC’s goed zijn voor 80% van de omzet van ziekenhuizen. Dat zou voor alle ziekenhuizen gelden. Als dit juist is zou je voor deze 200 DBC’s een vaste prijs kunnen afspreken. Dat zou enorm veel kosten besparen, aan ICT, administratie en verkeerde (niet: onterechte) declaraties. Laten de bedrijfsvoerders van ziekenhuizen eens met elkaar om de tafel gaan zitten om te bekijken wat een reële prijs voor een behandeling zou zijn. En dat voorleggen aan de zorgverzekeraars.
De praktijk laat zien dat als zorgverleners met elkaar in gesprek gaan om in het belang van de patiënt tot goede afspraken te komen, er mooie dingen kunnen ontstaan. Dat zou hier ook het geval kunnen zijn. Dat is misschien ongunstig voor de talloze organisaties die baat hebben bij de ingewikkelde regelgeving in de zorg, maar het zou een zegen zijn voor de zorg zelf.
Lees hier alle onderzoek zorg blogs